Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Ahmed Marcouch (ambtenaar jeugdbeleid) over Marokkaanse opvoeding: ‘Confronteer ouders keihard met hun afwezigheid’

Incidenten rond Marokkaanse jongeren tuimelen over elkaar heen. Bert en Marja die uit de Diamantbuurt werden weggepest, de moord op Theo van Gogh en het dodelijk ongeluk van tasjesdief Ali el B. deden de emoties hoog oplopen. Waar is de uitweg? Ahmed Marcouch, beleidsambtenaar jeugd en veiligheid en woordvoerder van de Marokkaanse moskeekoepel in Amsterdam, spreekt ouders op hun verantwoordelijkheid aan. ‘Marokkaanse ouders doen te gemakzuchtig over opvoeding.’

Martin Zuithof – ‘In heel veel woningen is geen huiselijkheid, maar kilte. Ouders maken vaak verkeerde keuzes. Ze investeren in een huis in Marokko, in plaats van in hun huis in Nederland. Mensen hebben vier, vijf kinderen en laten die vervolgens aan de straat over. Er zijn amper boeken in huis. Ik ben in woningen geweest waar geen pen of stukje papier in huis was. Laat staan dat zo’n kind zich creatief ontwikkelt.’

De kritiek van Ahmed Marcouch op de opvoedingspraktijk van veel Marokkaanse ouders, liegt er niet om. Als welbespraakt woordvoerder van de Amsterdamse moskeekoepel Ummao keerde hij zich kort na de moord op Theo van Gogh in allerlei media tegen extremisme en radicalisering. Extremisme deugt niet, juist niet bij moslims, stelt hij. Tegelijk signaleert Marcouch een verband tussen maatschappelijke uitsluiting en radicalisering van jongeren. Overheid en welzijnsinstellingen hebben de taak om de rol van ouders als opvoeder te ondersteunen. Het welzijnswerk moet de ouders niet op non-actief stellen, maar die moeten de hand ook in eigen boezem steken.

Marcouch (36) werkte tien jaar als politieman en was enige jaren leraar maatschappijleer. In 2003 begon hij als coördinator jeugd en veiligheid bij de Amsterdamse stadsdelen Oost-Watergraafsmeer en Zeeburg. Als adviseur van Fatima Elatik, wethouder jeugd en onderwijs, is hij verantwoordelijk voor het jongerenbeleid (waaronder jeugdhulpverlening, jongerenwerk, vrijetijdsbesteding, signalering, opvoedingsondersteuning). Sinds 1 januari is hij procesmanager jeugdbeleid en speelt hij een centrale rol bij de aansturing van de keten van het jongerenbeleid. Als een soort voorpostambtenaar maakt Ahmed Marcouch in wijken als de Indische Buurt geregeld heftige dingen mee. ‘Een basisschooldirecteur zei: Ahmed, help me, leerlingen in groep zeven en acht praten over criminaliteit alsof het heel gewoon is. Dat betekent óf dat ze het zelf doen óf dat ze in een omgeving leven waar criminaliteit bijna legitiem is. Voor de opvoeding is dat dramatisch. Bij een overleg met docenten en andere professionals bleek dat een juf de ouders vaak niet op de hoogte durft te stellen als hun kind vervelend is. Ze is bang dat die ouders het kind te hard straffen. Waar haalt ze het vandaan? Het gaat juist om professionaliteit, ouders moeten weten wat hun kind doet. Hoe ze ook opvoeden, het is hun verantwoordelijkheid. Het is ontzettend raar dat ouders een groot deel van de basisschoolperiode gewoon niet worden betrokken bij hun kind.’

Probleem is dat veel Marokkaanse ouders hun migratie nog niet hebben verwerkt. ‘Ze hebben bepaalde ideeën over opvoeden meegenomen. Ze hebben wel de fysieke verhuizing doorgemaakt, maar de mentale verandering nog niet. Ze laten hun kinderen vaak nog laat op straat spelen, omdat ze gewend zijn dat hun kinderen te maken kregen met sociale controle. Op het Marokkaanse platteland voedt de gemeenschap mee op, maar hier bestaat dat niet meer.’

Tegelijk hebben veel ouders het gevoel dat de overheid hen alle machtsmiddelen heeft ontnomen, stelt Marcouch. Hij verwijst naar de jaren tachtig toen de kinderbescherming geregeld kinderen uit huis plaatste. ‘Een meisje hoefde maar te zeggen dat ze werd uitgehuwelijkt of ze werd uit huis geplaatst. Zonder dat er nog iets te bemiddelen viel en zonder dat werd ingezien dat een kind vaak beter af is bij zijn ouders. We hebben het gezin als instituut in Nederland ondermijnd, dat is niet meer belangrijk. Er werd vaak tegen ouders gezegd: u kunt niet opvoeden. Ouders gingen zich vervolgens ook verbergen achter dit verhaal als ze de zaak niet meer in de hand hadden.’

Ouders krijgen te weinig hulpmiddelen aangereikt en worden op non-actief gesteld, vindt Marcouch. ‘Veel ouders weten niet dat ze in Nederland geregeld met de leraren op school moeten praten. Dat je kind leest en naar goede tv-programma’s kijkt, en bij een sportclub zit. Opvoeden moet je plannen, een kind laat je in Amsterdam niet ergens op een hoekje rondhangen. ‘Neem het project Opstapje, dat allochtone moeders ondersteunt meer met hun kind te lezen en te spelen. Ouders en kinderen die daaraan meededen, functioneren veel beter dan de ouders die dat niet hadden. Ouders moeten leren met hun kind te spelen. De Marokkaanse cultuur is gericht op reproductie, niet op creativiteit. Die wordt vaak juist afgeremd door ouders, die autoritair ingesteld zijn.’

U bent heel kritisch over Marokkaanse ouders. Die moeten de hand in eigen boezem steken.
‘Ouders zijn vaak veel te gemakzuchtig bij de opvoeding. Ze zeggen veel te gemakkelijk dat het aan de overheid ligt. Maar het is jouw kind, jij moet zorgen dat het kind alles krijgt wat nodig is voor een goede opvoeding. De overheid moet ze daar keihard op aanspreken. Op het Ambonplein in de Indische Buurt was bijvoorbeeld een groep raddraaiers en daarom heb ik hun ouders bij de wethouder ontboden. Die kinderen hangen daar rond tussen criminele figuren, urineren in de portieken en halen ongein uit. De wethouder zei: Het is gewoon belachelijk dat wij er als overheid ervoor moeten opdraaien door de inzet van toezichthouders, politieagenten of camera’s, terwijl u als ouders er niets aan doet. Dat vertikken wij. Als u niet oppast, doet uw kind straks hetzelfde als de criminelen die hem als schild gebruiken.’

 ‘Ook welzijnswerkers zien ouders nog steeds niet als onderdeel van de oplossing. Voor een cultureel project mogen instellingen nu jongeren aanmelden als ze ook voor een begeleider zorgen. Instellingen denken meteen aan professionals, in plaats van aan ouders. Ik vroeg: maar kunnen ouders het kind niet begeleiden? Toen zei de aanbieder: u bent de eerste die het zegt.’

Wat vindt u van de uitspraak van pedagoog Abdel Boulal die spreekt van een verloren generatie, omdat er zo weinig Marokkaanse jongeren slagen?

‘Een beetje te makkelijk, dat is doemdenken. Er zijn wel degelijk goede ontwikkelingen. Marokkaanse meisjes doen het bijvoorbeeld steeds beter. Albert Heijn zou zonder hen niet kunnen draaien, terwijl ze tien jaar geleden vaak de school nog niet afmaakten. Maar als je de migratie bekijkt, dan zijn de effecten nog niet over.’ Marokkaanse jongeren leven in een soort kloof: thuis mag niets en buiten mag alles. De tasjesdief Ali el B. was zo aardig dat zijn eigen omgeving zich niet kon voorstellen dat hij dat soort dingen deed. ‘Het is van de zotte om het te moeten zeggen, maar criminaliteit kan gewoon niet. Ali is heel aardig en lief, maar zeg dan ook dat hij verkeerd bezig is. Pak ’m bij zijn kraag. Ik verwijt die ouders dat ze laks zijn, wegkijken en te laat inzien dat dat gedrag niet kan.’

U wees ook op het verband tussen uitsluiting in de maatschappij en radicalisering bij jongeren.

‘Marokkanen zijn ook de maatschappij. Marokkaanse jongeren moeten zelf aan empowerment doen en niet in de slachtofferrol blijven hangen. Ik heb zelf ook vijf keer harder moeten werken dan mijn autochtone collega’s. Dat is van alle tijden, de arbeidersklasse werd hier vroeger ook uitgesloten van de elite. Uitsluitingsmechanismen moet je op de werkvloer aanpakken. Wethouder Ahmed Abouteleb doet dat heel goed bij het midden- en kleinbedrijf rond stages. ‘Je moet realiteitszin hebben. Als je in een buurt werkt die voor zestig procent uit allochtonen bestaat, moet het vanzelfsprekend zijn dat je organisatie qua deskundigheid een afspiegeling is van je klanten. Een hulpverlener mag nooit zeggen: ik weet niet hoe die cultuur in elkaar zit. Er zijn scholen die kinderen geen verlof willen geven om mee te doen aan het offerfeest. Hoe wil je dan die bruggen bouwen? Moet je als school christelijk willen blijven, terwijl alle leerlingen moslim zijn?’

U vertelde dat u ook fundamentalistische vrienden heeft. Wat vindt u van een protocol van stadsdeel De Baarsjes waarbij moskeeën bij de politie moeten melden als iemand radicaliseert?

‘Moskeeën hebben een belangrijke rol als socialisatie-instituut. Maar vergeet niet dat er dertig jaar lang onder het mom van scheiding van kerk en staat is gezegd dat religie er in de opvoeding niet toe doet. Jongeren zijn op zoek naar een dogma dat zuivere islam heet, en dat leidt soms tot radicalisering. Mijn bezwaar tegen het protocol is dat een moskee niet de taak moet krijgen om jongeren die qua uiterlijk en ideeën veranderen, aan te geven bij de politie. De moskee moet een veilige spirituele ruimte zijn, waar je jezelf kan bezinnen. Je moet mensen niet het gevoel geven dat ze in de gaten worden gehouden, zoals Arabische dictaturen dat doen. In Nederland moet je het democratische gehalte hoog houden, in vrijheid je godsdienst kunnen beoefenen. Over extreme uitspraken moet je in de moskee wel discussiëren, maar dat hoeft niet meteen bij de politie gemeld te worden.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.