Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Over de grens: Geen gedwongen hulp voor Antwerpse daklozen

Bij inloopcentrum De Vaart in Antwerpen kunnen dak- en thuislozen terecht voor een douche, een ‘babbel’ en – alleen als ze er zelf om vragen – hulp. ‘Hulpverlening kun je niet opdringen aan mensen die daar nog niet klaar voor zijn.’
Over de grens: Geen gedwongen hulp voor Antwerpse daklozen

Door Alexandra Sweers – ‘Mag ik alstublieft nog een handdoek? Allez, het is dat lange haar hé, dan heb ik er twee nodig. En heeft u ook een schone onderbroek?’ Medewerker Yolanda trekt de lade open achter de balie en vist er een boxershort uit. Die wordt gecontroleerd op de maat door het elastiek zo ver mogelijk uit te rekken. Vervolgens wordt het ondergoed met goedkeurend gemompel mee naar de douches genomen. Eén voor één komen fris gewassen mannen daar weer vandaan, om vervolgens weer de straat op te gaan.

In De Vaart komen dagelijks tussen negen en twaalf uur ’s ochtends gemiddeld zeventig mensen aan de balie. Voornamelijk mannen, het aantal vrouwen is meestal op een hand te tellen. Verslaafden die stil in een hoekje onderuitzakken in een stoel, steeds meer illegalen die nauwelijks Vlaams spreken, vrolijke gasten, maar ook ruziemakers. En allemaal worden ze door de dames bij de balie geholpen. Ze kunnen een tandenborstel of een scheermesje kopen voor een opfrisbeurt. Maar het inloopcentrum is ook een postadres, een plek om bij te praten, een sigaret te kopen of een telefoontje te plegen. Voor de mensen die dat willen, zijn er maatschappelijk werkers aanwezig. Yolanda en haar collega’s helpen ook met het budgetteren van het leefgeld. Dat levert soms behoorlijke discussies op, vertelt Yolanda. ‘Als er geen geld meer te geven is, zijn wij natuurlijk de boeman.’

Verkeerde instelling
Luc Muraille, coördinator van De Vaart, noemt de werkwijze in het inloopcentrum ongedwongen. ‘Wij bieden in eerste instantie materiële diensten. Niets moet hier, de mensen die hier binnenlopen worden met rust gelaten. Er wordt hier geen hulpverlening opgedrongen. Volgens Muraille is het juist dat wat De Vaart kenmerkt en zo laagdrempelig maakt voor de daklozen. Bij een onthaalcentrum (opvang waar daklozen kunnen eten en slapen, AS) moeten ze op tijd komen, zich gedragen. ‘Anders krijgen ze geen eten. Of ze moeten verplicht in een hulpverleningstraject.’ Maar dat is de verkeerde instelling, vindt Muraille. ‘Ze moeten daar veranderen, maar mensen kunnen dat alleen als ze dat zelf echt willen. Soms is geen hulpverlening zelfs beter. Sommigen moeten eerst dieper in het moeras zinken om te realiseren dat het roer om moet.’

Aan de tafel in het centrum wordt rustig de Gazette van Antwerpen gelezen. Er staat ook een telefoon, waar iedereen gebruik van kan maken. Om bijvoorbeeld sociale instanties te bellen. Of een drugsdealer. Dat is helaas niet altijd te controleren. De medewerkers kunnen niet als een politieagent bij ieder gesprek staan. De telefoon is een van de populaire diensten in De Vaart. Het is niet vreemd dat daar zo nu en dan reuring ontstaat. ‘Wat kijkt u me aan he? Zoekt u problemen soms?’. Twee mannen dagen elkaar uit, de borstkassen worden opgezet, maar tot vechten komt het niet. De tengere Jetty, een van de dames, springt ertussen. ‘Allez, nu is het genoeg. Nu is het klaar’, zegt ze streng. Vechten doen ze maar buiten. En anders krijgen ze een sanctie.
Sancties kunnen oplopen tot schorsing – en dat betekent langere tijd geen douche, telefoon en schone was. De ruziemaker kiest geen eieren voor zijn geld en blijft doordrammen. Jetty is onverbiddelijk en schrijft een sanctie uit. Ondanks de ongedwongenheid gelden er natuurlijk wel duidelijke regels: binnen geen drugs, geen alcohol en geen agressie.

Kus op de kaak
‘Mag ik twee wattenstaafjes?’, ‘Hier is twintig cent, doet u mij een sigaret’. Via een klapdeurtje kom je achter de balie in een smal keukentje terecht. Dat deurtje is een soort magische grens. De bezoekers mogen onder geen beding verder komen, en dat lijkt iedereen te weten. In de keuken staat een voorraadkast met inlegkruisjes, scheermesjes, wattenstaafjes, eau de toilette en een wasmand met vieze handdoeken. Na het douchen hebben de mannen gel nodig, maar die is helaas op. Beteuterd nemen ze genoegen met mousse of wat aftershave. Yolanda haalt haar schouders op. ‘Of de gel echt op is, weet ik niet, er staat in ieder geval geen potje meer. Kijk, sommigen nemen ook wel eens wat mee, maar meestal wordt het weer keurig teruggegeven.’
De medewerkers en de bezoekers gaan amicaal met elkaar om. Er wordt gegrapt, een arm om de schouder gelegd en af en toe krijgen de dames uit dankbaarheid een kus ‘op de kaak’. Sommige mannen komen er al jaren.
Het is een informele manier van werken die Luc Muraille goed kent. Voordat hij zo’n tien jaar geleden met dak- en thuislozen ging werken, deed hij jeugdwerk. Muraille organiseerde activiteiten voor kansloze jongeren. ‘Daar stond ik ’s avonds evenzogoed met die jongens mee te lullen aan de bar, terwijl ik de volgende dag bij diezelfde jongens op huisbezoek ging. Die informele manier werkt voor mij, maar ook voor de mensen hier. Die begrijpen niets van de taal die ambtenaren aan de loketten spreken.’

De laatste jaren ziet Muraille dat het aantal illegalen in het inloopcentrum steeds meer toeneemt. Zij kunnen moeilijk bij de reguliere opvang terecht, net als mensen met een dubbele diagnose: een psychiatrische aandoening plus een verslaving. Mensen die ‘te goed’ zijn voor de psychiatrie, maar te slecht om zelfstandig te leven, vallen tussen wal en schip. Ook in België zijn de problemen klassiek: lange wachtlijsten in de zorg, te weinig sociale woningen in de markt. Het resultaat van de problemen loopt dagelijks binnen bij De Vaart. ‘Bij ons wordt per definitie niemand geweerd. Ook illegalen hebben recht op een douche.’

Indiaan voor de deur
Inwoners van Antwerpen, ruim 480.000, kunnen met hun zorgvraag bij het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) terecht. Sinds dit jaar zijn alle afdelingen van de stad voor wonen en zorg daar ondergebracht, zoals rust- en verzorgingstehuizen, thuiszorg, jeugdzorg en ondersteunende diensten. Het OCMW kent daarnaast diensten voor ‘maatschappelijke integratie’. Voor dak- en thuislozen zijn er in Antwerpen zo’n 600 plaatsen in de residentiële opvang en woonbegeleiding. Daarnaast zijn er twee inloopcentra, waaronder De Vaart.
Muraille noemt het OCMW een ‘mastodont’: een log gevaarte waarbij hij telkens tegen muren botst. ‘Dat is wel het zwaarste van dit vak. Ik zou hier graag een “mobiele psychiater” willen, die professionele zorg kan leveren als hier een indiaan voor de deur staat.’ Hij doelt hiermee op mensen met zware psychiatrische problemen. ‘Nu heb ik voor de derde keer allerlei papieren ingevuld om dit te realiseren, maar het plan wordt steeds afgekeurd. En dat terwijl deze mensen bij andere opvang worden geweigerd, en enkel bij De Vaart terecht kunnen.’

Blacklight
Rond het middaguur gaan alle gasten weer de straat op. Ze weten dat De Vaart dan dichtgaat. Toch zijn er nog twee mannen die een paar minuten voor twaalf nog onder de douche springen. ‘We gaan zo sluiten’, roept Jetty richting de douches. Als iedereen dan eindelijk de deur uit is, beginnen de dames met een grote schoonmaak. Ook van het roestvrijstalen toilet dat zowel door de daklozen als door de medewerkers wordt gebruikt. Op een papiertje in het toilet worden excuses aangeboden voor het blacklight, want ‘er zijn sterke vermoedens dat er in het toilet wordt gebruikt’. Ook coördinator Luc helpt met schoonmaken, met af en toe kreten van afschuw, wanneer hij ontdekt dat een bezoeker iets in de douche heeft achtergelaten dat er niet hoort.
De Vaart barst uit zijn voegen. Met één toilet, twee douches, twee wasmachines en een twintigtal lockers kan het de groeiende stroom daklozen nog maar moeilijk het hoofd bieden. Muraille ziet in de toekomst graag een andere locatie, waarbij zoveel mogelijk hulpverlening bij elkaar zit. Bijvoorbeeld een inloop waar ook een dokter en psychiatrische hulp aanwezig is. Met een grote activiteitenruimte voor dagbesteding en leertrajecten. Het liefst geïntegreerd in de wijk, waar buurtbewoners ook terechtkunnen voor activiteiten. ‘De hulp moet naar de doelgroep, in plaats van andersom. Zo’n centraal centrum, dat is mijn natte droom.’

Dit artikel staat in het dubbele Zorg + Welzijn zomermagazine nummer 7/8, juli/augustus 2009

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.