Het komt regelmatig voor dat er mensen op de spoedeisende hulp van het UMC Utrecht worden binnengebracht die in alle staten zijn, vertelt Scheepers. ‘Ze schreeuwen bijvoorbeeld, zijn niet goed te volgen, beschadigen zichzelf of bedreigen zorgprofessionals. Hun omgeving begrijpt soms niet waar dat gedrag vandaan komt. Dat is ook best lastig te achterhalen, want een gesprek voeren is vaak bijna onmogelijk. Of het roept zoveel spanning bij hen op, dat je snel in een conflictsituatie terechtkomt.’
Afstemmen
Hoe treed je deze mensen tegemoet? ‘Meestal werkt het om gewoon eerst je mond te houden. Of iets te zeggen als: “Rustig maar, het komt goed. Ik ben er en ik loop niet weg.” Beschikbaar zijn en de situatie even laten bestaan, zoals deze is. Zo lukt het om toch wat rust te creëren’, zegt Scheepers.
De volgende stap is: afstemmen op de belevingswereld. Ze geeft een voorbeeld. ‘Stel, iemand zegt: “Ik wil heel graag mijn vader zien.” Maar het is midden in de nacht en vader woont in het buitenland. Dus dit zal niet meteen lukken. Toch schuif je de wens niet terzijde. Zeg liever iets als: “Nou, dat snap ik heel goed. Wilt u misschien eerst een nachtje rustig slapen? Dan kunnen we morgen kijken wat we kunnen doen.” Het is essentieel om te zoeken naar wat iemand persoonlijk raakt en motiveert.’
Scheepers legt uit dat in UMC Utrecht de ‘netwerkintake’ is ontwikkeld die daarbij kan helpen. ‘Met deze communicatietool stel je het verhaal van de ander centraal, diens doelen en hoe die behaald kunnen worden. En ook hoe jij daar als professional eventueel een bijdrage aan kunt leveren. De netwerkintake wordt onder meer ingezet door sociaal werkers.’
Gemene deler
In haar werk heeft Scheepers vooral te maken met mensen met psychiatrische problematiek en onbegrepen gedrag. ‘Denk bijvoorbeeld aan mensen die suïcidaal of psychotisch ontregeld zijn. Zij komen doorgaans via de politie of een crisisdienst bij ons in het ziekenhuis terecht.’
Ze legt uit dat ook andere ‘doelgroepen’ onbegrepen gedrag kunnen vertonen. ‘Bijvoorbeeld mensen met dementie. Of mensen die onder invloed zijn van middelen. Of mensen die in paniek zijn, doordat sociaal-maatschappelijke problemen hen zó overspoelen dat ze niet meer weten hoe ze eruit moeten komen. Wat zij gemeen hebben? Dat het lastig is om met hen in contact te komen en te blijven. Een andere overeenkomst is dat zij dikwijls in gevaarlijke situaties terechtkomen door hun gedrag.’
Stapeling van problemen
Onbegrepen gedrag ontstaat vanuit een situatie waarin mensen zich wanhopig voelen, legt Scheepers uit. Ze benadrukt dat dit iedereen kan overkomen. ‘Soms hebben mensen al langere tijd problemen die zich maar blijven opstapelen. Zoals schulden, relatiemoeilijkheden, werkloosheid. Ze ervaren veel bestaansonzekerheid en stress. Dan hoeft er soms maar íéts te gebeuren – een deurwaarder die aanbelt, een conflict met een naaste – en de vlam slaat in de pan.’ Ze vervolgt: ‘In zo’n situatie kunnen mensen het gevoel krijgen dat ze de controle helemaal verliezen. Ze ervaren dat hun structuur, vertrouwen en perspectief weg zijn. En daardoor gaan ze soms heel heftige dingen zeggen en doen. Dan zijn ze soms tijdelijk niet meer voor rede vatbaar.’
Eerder signaleren
Eigenlijk is het zaak om te voorkómen dat de emmer overloopt bij mensen die veel problemen hebben, stelt Scheepers. ‘Het mooiste zou zijn, als je als sociaal werker die opeenstapeling van problemen in een eerdere fase signaleert en bespreekt: “Ik heb het idee dat je aan het afglijden bent. En het zou vreselijk zijn als je jouw woning zou kwijtraken. Zullen we daarom wat extra hulptroepen inschakelen? Misschien iemand om te helpen met je schulden? En wellicht kan de psychiater je medicijnen aanpassen, zodat je je wat rustiger voelt.”
In een wat vroegere fase kun je als sociaal werker mensen met problemen vaak nog wel motiveren om hulp te accepteren. Terwijl dat in een latere fase dikwijls moeilijker wordt – zeker als de boel eenmaal is geëscaleerd. Verder is het heel belangrijk dat je samen optrekt met bijvoorbeeld huisartsen, woningcorporaties, UWV, wijkagent en mantelzorgers om te kijken: hoe kunnen we de balans voor deze persoon goed houden? Hoe bieden we voldoende hoop en ondersteuning, zodat escalatie voorkomen wordt?’
Naar netwerkzorg
‘Helaas is het bieden van integrale zorg en ondersteuning best lastig, omdat er in Nederland schotten staan tussen sociaal domein, zorgdomein en veiligheidsdomein. Al die domeinen hebben hun eigen taal, wetten, regels, financieringsstromen. En daarnaast staat dan nog het informele domein.
Veel professionals, en ook de overheid, zijn ervan overtuigd dat er meer samenhang zou moeten komen in regelgeving en financiën. Zodat we kunnen komen tot netwerkzorg. Maar zover is het nog niet. Tot die tijd moeten professionals elkaar, binnen de huidige mogelijkheden, zoveel mogelijk opzoeken en afspraken maken: “Wat doen we als iemand op één vlak vastloopt? Hoe voorkomen we dat deze persoon op meerdere terreinen in de problemen komt?”
Sociaal professionals kunnen hierbij het voortouw nemen, want ze zijn bij uitstek opgeleid om domeinoverstijgend te denken en te werken. Zij leggen het fundament in de wijken. Dáár zit continuïteit en de echte basis voor herstel.’
Ideaalbeeld
‘In het ideale plaatje wordt de sociale basis van mensen gevormd door hun informele netwerk, samen met bijvoorbeeld een buurthuis, inloopvoorziening, vrijwilligersorganisaties, verenigingsleven en woningbouwcorporatie in de wijk. De geïndiceerde hulp, ondersteuning of zorg moet aansluiten op die sociale basis. Het zou het mooiste zijn als er in iedere wijk een multidisciplinair team beschikbaar was om mensen die het moeilijk hebben te ondersteunen in de eigen context – kort of langdurig. En dan vanuit en met die context te werken aan herstel.
Helaas is dat niet de realiteit. Bij problemen halen we iemand vaak uit z’n sociale basis en sturen we hem naar de “maakfabriek”, het ziekenhuis. Daar moet iemand “gefikst” worden. En dan gaat hij weer terug naar de wijk. Dat is eigenlijk heel gek. Want als je niet ook aan de context sleutelt, weet je één ding vrijwel zeker: iemand valt weer terug.’
Grote uitdaging
‘Als je met mensen met onbegrepen gedrag werkt, dan wil je ze boven alles weer wat grip geven op hun leven. Zodat ze ervaren: zelfs in de meest wanhopige situaties kan ik toch – bijvoorbeeld met hulp van een sociaal werker – weer regie of controle hervinden. Mensen met onbegrepen gedrag zijn voor ons als professionals de allerhoogste uitdaging en de beste leerschool. Deze doelgroep helpen, lukt niet zomaar.
Daarvoor moet je al je vakmanschap uit de kast halen: aansluiten bij de verhalen van mensen, zorgen voor gelijkwaardigheid in de relatie, proberen zoveel mogelijk eigen regie te geven, niet bang zijn.
Dat vraagt ontzettend veel souplesse en flexibiliteit. Maar als het lukt om iemand met onbegrepen gedrag adequaat te ondersteunen, geeft dat ook enorm veel voldoening.’