Op het jaarlijkse symposium van de Werkplaatsen Sociaal Domein stonden dit jaar de sociaal professionals in de schijnwerpers. Van deze professionals wordt nogal wat gevraagd. Ze moeten met iedereen samenwerken, van de wijkagent tot specialistische hulpverleners. Ze gaan van overleg naar overleg en zijn altijd bezig met het sluiten van compromissen. Ze komen op voor de zwaksten in de samenleving. Tegelijkertijd moeten ze overheidsbeleid uitvoeren dat ze niet altijd even effectief vinden. Belangrijke issues die op het symposium aan de orde kwamen, waren dan ook hoe sociaal professionals moeten samenwerken en omgaan met deze soms tegengestelde bewegingen zonder hun identiteit te verliezen. Er is veel over te zeggen, zo blijkt. En de meningen zijn divers.
Meer profileren
Na het welkom van dagvoorzitter Charlotte Kemmeren start Erna Hooghiemstra, voorzitter van de Werkplaatsen, het symposium met een kort praatje. De kern van haar verhaal is dat sociaal professionals zich meer moeten laten zien en de centrale rol van spin in het web moeten opeisen. Ze ziet dat delen van het werk van de sociaal professional worden overgenomen door andere professionals. En dat is geen gunstige ontwikkeling, volgens haar, omdat daarmee kennis verloren gaat. ‘Laat zien dat we belangrijk zijn en iets te vertellen hebben.’
Prestigedaling
Daarna volgt de lezing van Lex Veldboer, lector Stedelijk Sociaal Werken (HvA), WSD Amsterdam. Hij constateert dat de waardering voor het maatschappelijk werk is afgenomen. Op de beroepsprestigeladder die in 2016 werd gepresenteerd staat maatschappelijk werk op positie 62. In 2006 was dat nog positie 52 en in 1987 42. Veldboer vindt de prestigedaling van het beroep een teken aan de wand, een kwestie waar de beroepsgroep iets mee moet doen. Hij meent dat de oorzaak met name ligt in de versplintering van het werk en de grote hoeveelheid petten die de sociaal professional draagt.
Politiseren
Hoe breng je verandering in deze situatie? In elk geval niet door te politiseren en de controle te heroveren op politieke aansturing en managerialisme, zoals in Vlaanderen gebeurt, vindt Veldboer. Hij benadrukt dat sociaal werkers naast citizen agents ook state agents zijn die invulling geven aan door de overheid vastgestelde regels en arrangementen. Hij baseert zich daarbij op belangrijke literatuur over sociaal werk (onder meer When the State meets the Street van Bernardo Zacka), waarin het alledaagse werk wordt neergezet als het sluiten van compromissen tussen allerlei botsende politieke en professionele waarden.
Hybriditeit
In de praktijk moeten sociaal werkers voortdurend laveren en naar een balans zoeken tussen deze twee posities. Beide rollen zijn een fact of life. De oplossing voor deze verschillende petten en conflicterende waarden ligt dan ook niet in de keuze voor een van beide rollen, zoals in Vlaanderen nu gebeurt, maar in het onderkennen van ‘hybriditeit’ als DNA van het sociaal werk. Dat betekent niet slaafs het beleid volgen, maar als kritische uitvoerder telkens opnieuw op zoek gaan naar het best haalbare resultaat voor het zwakste belang.
Trots op uitvoerdersrol
Nadien is er tijd voor twee reacties uit de zaal. Een vraag vanuit het publiek is welke contacten Veldboer heeft met klantenorganisaties. Veldboer antwoordt dat hij die contacten als onderzoeker niet heeft maar sociaal werkers absoluut wel. ‘Maar ook hier is de vraag vaak: naar wie moet de sociaal werkers luisteren, naar de overheid of de klant’, vervolgt hij. ‘Uiteindelijk moet de sociaal werker ook in die dynamiek weten te balanceren.’
Identiteit
De tweede vraagsteller vindt dat de vraag van wat de identiteit van het sociaal werk is, nog niet is beantwoord. Hij denkt zelf dat het sociaal werk in Nederland, net als in Vlaanderen, bezien zou kunnen worden vanuit mensenrechten en het opkomen voor de zwaksten in de samenleving. Volgens Veldboer is dat niet zo makkelijk als het misschien lijkt. ‘Als je bijvoorbeeld vraagt of je tegenprestaties voor een uitkering mag vragen, dan zul je hier in de zaal al verschillende antwoorden krijgen.’ Hij benadrukt dat sociaal professionals de overheidsagenda niet kunnen en hoeven te negeren. ‘Uitvoerder zijn, is ook iets waar sociaal werkers trots op mogen zijn. ‘
Verbindende waarden
Na de pauze kunnen de bezoekers kiezen voor deelname aan een van de drie deelsymposia: Sociale basis, Interprofessioneel werken en Agenderen van sociale kwesties. Als de verslaggeefster na een half uurtje binnenloopt bij de laatste bijeenkomst is de discussie daar in volle gang. De algemene conclusie is dat vooral kennisinstituten als Movisie, hogescholen en het ministerie zaken op de agenda zetten. Er zou dichter bij de professional zelf geagendeerd moeten worden. Wie moet die kloof overbruggen? Er gaan meerdere stemmen op dat de agenderende instituten die stap zouden moeten zetten. Verder is de conclusie dat het vaak lastig is om een verbinding te zoeken op gedeelde waarden, zeker in gesprekken met andere organisaties of de gemeente. ‘Misschien is er in die situaties een onafhankelijke vierde partij nodig die alle belangen naast elkaar legt’, suggereert een deelnemer.
Bewustwording
Anderen geven aan moeite te hebben met het uitvoeren van beleid dat niet effectief is. ‘Ook als je het agendeert, moet je het toch uitvoeren’ verzucht een aanwezige. ‘Dat vind ik altijd zo’n dilemma in ons vak.’ Lex Veldboer, die ook bij de discussie aanwezig is, vindt dat je zou moeten blijven aangeven dat het zo niet kan. ‘We moeten met elkaar blijven werken aan bewustwording.’
Zuurdesem
Hester Elst, werkbegeleider wijkteams in Enschede, en Joop Hofman, voorzitter Krachtproef Opbouwwerk, geven in de grote zaal een samenvatting van de andere twee bijeenkomsten. Nadien geven ze samen met Joost Weling, docent en onderzoeker inHolland, hun visie op een aantal praktijkcasussen die worden voorgelegd. Hofman vertelt dat in het deelsymposium Sociale basis vooral gesproken is over wat een sociale basis is en wat de kwaliteit daarvan is. De conclusie is dat er geen interventie in een sociale basis zit, je verhoudt je tot elkaar. Iemand in de groep verwoordde het als volgt: in het werk zijn er allerlei ingrediënten die je met elkaar moet mengen. De sociaal professional is het zuurdesem, die moet de lucht erin brengen en ervoor zorgen dat het gaat werken. Een eyeopener voor Hofman was dat er nu ook een soort digitale sociale basis bestaat en dat die, niet alleen onder jongeren, steeds groter wordt.
Logica’s overbruggen
Elst vertelt dat het bij Interprofessioneel samenwerken met name ging over de vier verschillende logica’s: professionele logica, managementlogica, cliëntlogica en politieke logica. De vraag was hoe je die logica’s kon overbruggen. De meeste deelnemers waren van mening dat de cliëntlogica centraal moet staan. Ook werd gezegd dat in de opleiding beter mag terugkomen hoe je de verschillende perspectieven herkent en hoe je van daaruit kunt leren beïnvloeden. Verder is gesproken over lef hebben: durf autonomie te pakken!
Internetbingo
Op een groot scherm wordt vervolgens een aantal praktijkcasussen aan de drie professionals voorgelegd. De laatste casus gaat over een bijstandsmoeder die met Internetbingo een geldbedrag heeft gewonnen. Ga je als professional handhaven en het bedrag terugvorderen? Weling weet vanuit onderzoek dat professionals hier verschillend mee zullen omgaan. Hofman en Elst denken beiden dat handhaven hier niet de oplossing is. Hofman: ‘Maar je moet niet vanuit liefdadigheid niet handhaven. Je moet goed weten waarom je afwijkt. Dat kun je niet alleen doen. Je moet rugdekking hebben.’ Elst: ‘Het gaat om gemeenschapsgeld. Maar als je gaat handhaven, wordt datzelfde geld misschien wel besteed aan hulpverlening en problemen van een jong kind in dit gezin vanwege de stress van de moeder. Wie weet, is die bingo even een vorm van ontspanning geweest.’
Attitudeverandering
Een vrouw in de zaal geeft direct een reactie. Wel of niet handhaven, is hier niet het echte probleem, vindt ze. ‘Het gaat er om dat professionals zien dat bepaalde regels in de praktijk niet werken. En dan? Hoe agenderen we dat?’ Volgens Elst kan er een attitudeverandering bij de andere partijen ontstaan als de gesprekken veelvuldig met elkaar gevoerd worden en de andere perspectieven goed voor het voetlicht worden gebracht. Hofman is het met haar eens: ‘Op die manier maak je nieuw beleid.’