Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Bij trauma-aanpak voelen veel kinderen zich gebruikt als informant’

Voor de impact op kinderen van problemen als onveiligheid en langdurige armoede is steeds meer aandacht, maar nog lang niet genoeg. Dat constateert Majone Steketee, wetenschappelijk directeur van het Verwey – Jonker Instituut. ‘We moeten hulpverleners leren hoe ze beter met kinderen kunnen praten.’
Majone Steketee, wetenschappelijk directeur Verwey-Jonker Instituut, pleit voor meer aandacht voor praten met kinderen over stress. Foto Mylene Siegers

Een op de drie kinderen die in gezinnen wonen die ondersteuning krijgen van Veilig Thuis heeft klinische traumaklachten. Twintig procent ontwikkelt een posttraumatische stress-stoornis. Schokkend hoge cijfers, vindt Steketee, betrokken bij dit onderzoek waarbij gezinnen anderhalf jaar gevolgd worden.

Behoeften kind

‘De data laten zien dat kinderen die stress ervaren door bijvoorbeeld langdurige armoede, psychische problematiek van ouders en/of continue onveiligheid thuis daar complexe problemen aan overhouden. Het onderzoek laat ook zien dat we bij de aanpak van trauma nog veel te veel focussen op hoe kunnen ouders het beter gaan doen. We moeten veel alerter zijn op wat ouders zelf in hun verleden hebben meegemaakt, want als je ouders niet helpt bij eigen traumatische klachten kunnen zij ook geen stabiele omgeving aan hun kinderen bieden. Bovendien moeten we veel meer aandacht hebben voor de behoeften van het kind.’

Kinderen alleen als informant gebruikt

Betere gesprekken met kinderen voeren begint bij oprechte aandacht, zegt Steketee. ‘Kinderen hebben nu vaak het gevoel dat ze alleen als informant worden gebruikt. Een hulpverlener praat wel met het kind, maar gebruikt de informatie alleen om maatregelen tegen de ouders te nemen. Kinderen krijgen daar vaak geen uitleg over. Dat geeft hen een heel vervelend gevoel: “Je gebruikt me tegen mijn ouders”. Dat is natuurlijk geen basis om een vertrouwensband op te bouwen.’

Als volwaardig persoon benaderen

Kinderen begrijpen het meestal heus wel als hulpverleners informatie moeten melden, zelf al is dat hele vertrouwelijke informatie over hun situatie. Dat leerde Steketee uit het onderzoek. ‘Maar je moet ze wel uitleggen wat je met informatie doet. Vertel ze open waarom je moet melden en wat er vervolgens zou kunnen gebeuren.’ Nu krijgen kinderen zelden zelf hulp aangeboden en worden ze niet als volwaardig persoon benaderd, wijst het onderzoek uit.

Hekel aan labels

Als kinderen ergens een hekel aan hebben is het wel aan labels, zegt Steketee. ‘Een kind dat thuis geconfronteerd wordt met armoede vindt het meestal heel moeilijk om op school daarover te praten. Niemand wil immers weggezet worden in een hoek, en daar zijn kinderen wel bang voor. Tegelijk zien we ook dat kinderen het bespreken van die problemen wel heel belangrijk vinden. Als ze de vraag krijgen wat ze een vriend of vriendin zouden adviseren als hij of zij zulke problemen zou hebben, zeggen ze allemaal: het met iemand bespreken.’

Praten met kinderen over kindermishandeling

Hoe spreek je dan met kinderen over onveiligheid, armoede, psychische problematiek van ouders? Verschillende hulpmiddelen kunnen sociaal werkers en andere professionals daarbij helpen. Steketee is bijvoorbeeld enthousiast over het boek van vertrouwensarts Patries Worms en trainer Marike van Gemert. Het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling geeft professionals concrete handvatten om gesprekken met kinderen te voeren.

Wanneer er vermoedens zijn van kindermishandeling is het belangrijk dat je hierover als hulpverlener in gesprek gaat met kinderen. Wat zijn daarbij de valkuilen? Marike van Gemert – trainer en oprichter van de Academie voor Praten met Kinderen en auteur van het Praktijkboek praten met kinderen over kindermishandeling– zet ze op een rij. 

Ook een mentor gekozen door kinderen zelf, zoals de JIM, maakt het kinderen makkelijker om ingrijpende gebeurtenissen bespreekbaar te maken. Sociaal werkers kunnen een JIM maken of breken, lees daar meer over in dit interview met Levi van Dam, die aan de basis staat van de JIM.

Opleiding

Daarnaast is er op de opleidingen veel meer aandacht nodig voor gesprekken voeren met het kind, vindt Steketee. Daar hoort volgens haar ook bij beter begrijpen hoe het mechanisme van traumaklachten werkt. ‘Het is als de reacties van mensen op wolven: sommigen bevriezen, anderen rennen weg en weer anderen vallen aan. Kinderen die voortdurend een wolf in huis hebben, of dat nu is vanwege armoede, psychische problemen of geweld, leren zichzelf gedrag aan in een poging de impact te stoppen. Sommige kinderen slapen extreem veel, omdat ze het dan niet hoeven te ervaren. Anderen vertonen probleemgedrag in de klas omdat alles wat onverwacht is al onveilig aanvoelt. De impact van psychisch geweld blijkt dan vaak nog groter dan een klap krijgen.’

Loyaal naar ouders

Voor hulpverleners is hiermee omgaan heel ingewikkeld, beseft Steketee. Ook al omdat kinderen vaak heel loyaal zijn naar hun ouders, ook als die ouders een bron van onveiligheid (lijken te) zijn. ‘Ieder kind wil warmte en erkenning, en dat zoek je toch als eerste bij de ouders. Dus natuurlijk zijn dit moeilijke gesprekken. Maar wat nu al beter kan is uitleggen wat de hulpverlening doet en waarom én wat het kind zelf kan doen in een onveilige situatie. Daarmee zouden wel al een flinke stap vooruitzetten die cruciaal is voor het verwerkingsproces van deze kinderen.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.