Dit artikel is vanwege de Dag van de Jeugdprofessional (22 september) tijdelijk gratis, tot en met 25 september
In Nederland krijgt naar schatting 3 procent van de kinderen tot 18 jaar te maken met kindermishandeling. Dat gaat om 90.000 tot 127.000 kinderen, blijkt uit onderzoek. Maar dat is een ondergrens, gebaseerd op de signalering van professionals. Uit een scholierenonderzoek in het voortgezet onderwijs bleek dat 12 procent van de jongeren in het voorgaande jaar kindermishandeling meemaakte. Bovendien staan kindermishandeling en huiselijk geweld vaak niet op zichzelf, maar gaan vaak samen met andere problemen zoals armoede, werkloosheid, verslavingsproblematiek, trauma’s en andere vormen van stress op levensdomeinen.
‘Niet de goede dingen’
Het is in 2010 één van de aanleidingen geweest om het Multidisciplinair Centrum Kindermishandeling Friesland (MDC-K) op te zetten. ‘Bestuurders van het toenmalige Bureau Jeugdzorg, MCL (ziekenhuis), GGZ Friesland, Fier, de politie en het Openbaar Ministerie zeiden tegen elkaar: “We doen iets niet goed als het gaat om die complexe problematiek. Ondanks dat er allerlei hulp wordt opgestart, duurt het te lang voordat, in gezinnen waar sprake is van huiselijk geweld of seksueel misbruik, daadwerkelijk de rust terugkeert. We doen nog niet de goede dingen met elkaar.” Dat is in feite het vertrekpunt geweest’, vertelt Rolien Tolsma.
Tolsma was destijds als leidinggevende werkzaam bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en later de Jeugdbescherming. Zij werd gevraagd om als projectleider in het op te richten MDC-K knelpunten in de hulpverlening in kaart te brengen. Dat begon met een breed overleg tussen bestuurders uit de zorg- en justitieketen over knelpunten in de aanpak van kindermishandeling. Daarin werd bevestigd wat de problemen van de “klassieke aanpak” waren: partijen werkten langs elkaar heen, gezinnen moesten meerdere malen hun verhaal doen, hulpverleners van verschillende domeinen hadden een eigen plan van aanpak en doelen werden niet op elkaar afgestemd.
Rechercheur zedenpolitie
Tolsma: ‘We zijn begonnen met het onderzoeken van verschillende casussen en dat was confronterend. We dachten dat we elkaar kenden en elkaars taal spraken, maar toen we bij elkaar gingen zitten, bleek dat dat niet zo was. Je denkt altijd te weten hoe de praktijk van een collega-hulpverlener eruit ziet, totdat je daadwerkelijk wekelijks met de rechercheur van de zedenpolitie om de tafel zit…’
Bij het MDC-K, wat later is geëvolueerd tot de Multidisciplinaire Aanpak++ (MDA++), worden gezinnen geholpen waar sprake is van seksueel geweld, huiselijk geweld of kindermishandeling, op het snijvlak van zorg en strafrecht. ‘Het gaat niet alleen om gezinnen met kinderen, maar dat kan ook gaan om partnergeweld of dat de oudste zoon van het gezin juist zijn ouders uitbuit, op allerlei manieren’, schetst Maarten van der Gronde. Hij is al ruim 7 jaar betrokken bij MDA++ en inmiddels met Tolsma één van de coördinatoren van de aanpak.
Van der Gronde legt uit dat, mede omdat kindermishandeling en huiselijk geweld zulke complexe thema’s zijn, het gezinsgeweld vaak lang aanhoudt. Het onderzoek ‘Een lange adem’ van het Verwey-Jonker Instituut liet al zien dat er in meer dan de helft van de gezinnen die gemeld zijn bij Veilig Thuis na anderhalf jaar nog steeds sprake is van ernstig en veelvuldig geweld.
Geïntegreerde werkwijze
Het onderstreept het belang van een geïntegreerde systemische werkwijze om de problemen goed aan te pakken en te zorgen voor een duurzame veiligheid, zeggen Tolsma en Van der Gronde. ‘We hebben het in Nederland best aardig georganiseerd als het gaat om een crisis in een gezin. We hebben psychiatrische opvang voor ouders, we hebben voor kinderen in de jeugdzorg crisisplaatsen, we hebben pleeggezinnen, kunnen instrumenten als tijdelijke huisverboden voor de pleger van het geweld inzetten en ga zo maar door. Maar waar wij voor zijn, is eigenlijk dat proces erna. Want hoe ga je om met al die gezinsleden die allemaal hun eigen rugzakje hebben en hun eigen aanpak behoeven? Hoe ga je daarin goed samenwerken met elkaar als hulpverleners, als hulpverleners met het gezin en onderling in het gezin?’
Letterlijk samen
In de MDA++ komen verschillende hulpverleners vanuit verschillende disciplines, inclusief het gezin, letterlijk bijeen. ‘Omdat ouders dus ook aan tafel zitten, hun verhaal doen en alle betrokken hulpverleners datzelfde verhaal horen, is er een gezamenlijk vertrekpunt. Samen wordt vervolgens besproken welke hulp nodig is’, legt Van der Gronde uit. Die gezamenlijkheid en het belang van visie is onmisbaar bij deze vormen van multiproblematiek. ‘Want je kunt wel traumaverwerking bij kinderen opstarten, maar als de verslavingszorg niet aan de slag gaat met het middelengebruik van de ouder, dan is de kans groot dat het geweld in het gezin niet stopt. Je kunt in dit soort problematiek alleen succes boeken als je als hulpverleners zo nauw met elkaar samenwerkt.’
Multidisciplinair team
Juist daarom is het fysiek bijeenkomen essentieel, haakt Tolsma in. ‘Het is denkbaar dat tijdens zo’n bijeenkomst de onderzoeker van Veilig Thuis aan de systeemtherapeut van de GGZ vraagt: kun je nog eens uitleggen hoe jouw gezinstherapie op den duur bijdraagt aan het welzijn van de kinderen? En hoe werkt dat in de dynamiek van huiselijk geweld waar soms nog sprake van is? Ouders, en waar het mogelijk zijn ook oudere kinderen aanwezig bij zulke sessies, horen letterlijk welke hulpverlener voor welk stukje hulp aan tafel zit. Die kennis en dat overzicht, over wie welke expertise in zo’n multidisciplinair team toevoegt en waarom dat belangrijk is voor herstel, ontbreekt juist vaak. Mede daardoor voelen ouders die met verschillende hulpverleners te maken krijgen, zich vaak ook overweldigd. Zij zien door de bomen het bos niet meer.’
Maar dat is natuurlijk niet het voornaamste, benadrukt ze. ‘Het is belangrijk dat een kind iemand naast zich vindt, dat hij of zij gehoord en gezien wordt in die kwetsbare situatie.’ Dat laatste kan letterlijk door kinderen aan te laten schuiven in de overleggen over de gezinsgerichte aanpak. ‘Maar ook door een beroep te doen op een therapeut kan die stem van het kind worden ingebracht. Dat aspect wordt zeker niet vergeten.’
Kenmerk van MDA++ is dat alle betrokkenen, van zorg, hulpverlening, politie, justitie én het gezin systeemgericht samenwerken om geweld in het gezin te stoppen en duurzame veiligheid te bereiken. Het gros van de gezinnen wordt aangemeld via Veilig Thuis, maar ook de Jeugdbescherming en wijkteams kunnen een gezin aanmelden. Vervolgens is er een regiehouder die als vaste contactpersoon voor het gezin fungeert en de interventies van psychosociale, medische, forensische en justitiële specialisten op elkaar afstemt. ‘Het begint met de vaststelling dat binnen een gezin sprake is van een acuut en ernstig geweldsprobleem en dat het als hulpverleners samen met de gezinsleden de gezamenlijke verantwoordelijkheid is dat probleem op te lossen’, weet Van der Gronde.
Onderling vertrouwen
Die onderlinge samenwerking is binnen MDA++ een continu aandachtspunt Tolsma: ‘We hebben spelregels bepaald, afspraken over de manier waarop we besluiten nemen en hoe we informatie met elkaar delen. Dat is een voorwaarde voor goede verbindingen en de persoonlijke verhoudingen tussen professionals onderling.’ Volgens Van der Gronde is dat een niet te onderschatten aspect. ‘Onderling vertrouwen op elkaars kritische blik en elkaars expertise is cruciaal, zeker als je met dat gezin dat gezamenlijke hulptraject ingaat. Als professional en als privépersoon vorm je je eigen ideeën als je om tafel zit met de pleger van geweld of een zedendelinquent.’
Beweging krijgen in muurvaste hulpverlening
Daar haakt Tolsma dan weer op in: ‘Je bent geneigd in je hoofd plaatjes te maken als je het over het gezin hebt. Door MDA++ komt het voor dat je dat plaatje soms helemaal bijstelt, omdat er in het gezin toch sprake is van een andere dynamiek dan je eerder dacht. Of dat je dankzij de input van de hulpverlener voor de verslavingszorg inziet wat de impact van het middelengebruik is op de rest van het gezin. Door op onderliggende oorzaken te focussen en daar systeemgericht op te behandelen, kunnen we met MDA++ Friesland beweging krijgen in multiprobleemgezinnen waar eerder de hulpverlening muurvast leek te zitten.’ Dat blijkt onder meer ook uit dit onderzoek waarin de werkzame elementen om de aanpak vorm te geven uit verschillende regio’s zijn weergegeven.
Veiligheid
Van der Gronde legt uit dat de veiligheid in het gezin een voortdurend aandachtspunt is. De intensieve hulpverlening – binnen MDA++ Friesland zijn er geen wachtlijsten – richt zich op duurzame veiligheid, wat betekent dat er minstens een jaar geen sprake meer is geweest van geweld, verwaarlozing of misbruik. ‘We gaan net zolang door totdat patronen zijn doorbroken’, aldus Van der Gronde.
Opvallend: weinig verloop
Overigens is opvallend aan MDA++ Friesland dat het verloop binnen het team ontzettend laag is. Tolsma is al sinds de start betrokken, Van der Gronde maakt al ruim 7 jaar deel uit van de MDA++. Zo zijn er binnen het team heel weinig wijzigingen in de loop van de jaren, constateert Tolsma tot haar vreugde. ‘In de hulpverlening, zeker in wijkteams, gebiedsteams en bij gecertificeerde instellingen voor de jeugdbescherming, zie je best een groot verloop. Onze hypothese dat dat bij ons wezenlijk anders ligt, is omdat je het samen doet. Het heeft te maken met erkenning van elkaars professionaliteit en het samen helpen bij heftige problematiek, het samen boeken van vooruitgang bij een gezin. Ook al zijn het kleine stapjes, die successen vieren wij ook. Daarnaast weten we, doordat we een vaste samenstelling weten te behouden en na jaren van experimenten en uitdenken, elkaars expertise ook steeds beter te benutten.’
Lees ook: 5 vragen over de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling