Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Opleiders migratievraagstukken stuiten op culturele kloof: Een scholing in conventies

Wat moeten studenten van agogische opleidingen leren over werken in de multiculturele samenleving? Boekenkennis over interculturele competenties is niet genoeg, het gaat ook om intuïtie ontwikkelen, vindt Carine Thesingh, manager jeugdbeleid van Welzijn Utrecht Zuid-West. Maar te veel informatie over culturen kan ook averechts werken, stelt methodiekontwikkelaar Leida Schuringa.

‘Eigenlijk is het Marokkaanse jongerenwerk wat wij

doen. Grofweg 75 procent van de doelgroep bestaat uit Marokkaanse jongens,’ zegt

Carine Thesingh, manager jeugdbeleid van de stichting Welzijn Utrecht Zuid-West.

Deze brede welzijnsorganisatie is actief in de Utrechtse Transwijk,

Kanaleneiland, Rivierenwijk en Dichterswijk. Thesingh stuurt jeugdwerkers aan en

ondersteunt allochtone zelforganisaties die zich met opvoedingskwesties

bezighouden. De jeugdwerkers hebben een multifunctioneel takenpakket: een werker

is zowel kinderwerker als hulpverlener voor de jongere en zijn familie

Thesingh begeleidt stagiaires van verschillende studierichtingen die in hun

stage kennis maken met multidisciplinair werken. Studenten weten vaak weinig af

van de cultuur, de rituelen en religie van allochtonen, valt haar op. ‘Veel

stagiaires hebben wel veel gelezen – over de Ramadan, scheiding der seksen, als

vrouw geen hand krijgen in een gezin – maar dat is wat anders dan er mee omgaan.

Bij een Marokkaans gezin kan je niet zomaar intuïtief inschatten wat er gewoon

is.’

Relationeel werken

De kennis over interculturele competenties die opleiding aanbieden moet

niet beperkt blijven tot boekenkennis, vindt Thesingh. Er komt ook veel intuïtie

bij kijken en die moet je ontwikkelen, bijvoorbeeld door rollenspelen of

bezoekjes aan een theehuis. ‘Bij een Marokkaans gezin doe je je schoenen uit,

ook al zegt vader dat het niet hoeft. Anders ben je een vreemde eend in de bijt.

Je moet leren omgaan met het eergevoel. Mensen die “ja” zeggen, maar eigenlijk

“nee” denken. Je weet nooit zeker of iemand op een afspraak komt. Het is altijd

“insjalla”, als Allah het toestaat. Dat moet je je allemaal eigen maken, dan ga

je met hele andere verwachtingen een contact aan. Anders wordt je elke dag

teleurgesteld.’

Een van de moeilijkste dingen is het omgaan met de wij-cultuur, denkt

Thesingh. ‘Een Marokkaanse jongen leert niet voor zijn eigen mening uit te

komen, want het gezin moet draaiende gehouden worden. Als je tegen zo’n jongen

zegt: jij verziekt de sfeer in het gezin, is dat bedreigend voor zowel die

jongen als de vader. Als je tegen een vader zegt: wat heeft u een goede zoon en

we moeten eens kijken wat hij allemaal kan, lijkt dat om de hete brei heen

draaien. Als de boodschap overkomt zonder dat er eerverlies plaats vindt, waarom

zou je dat niet doen?’

In de stage ondervinden studenten snel dat bij het multicultureel werken de

relatie voorop staat. Om dat inzichtelijk te maken, gaat Welzijn Zuid West uit

van het fasenmodel ‘relatie-inhoud-organisatie’. Een hulpverlener gaat bij een

allochtone familie eerst een relatie aan, vervolgens krijgt de hulpverlening

inhoud en wordt de hulp georganiseerd. ‘Stel er is een gezin waar het

opvoedkundig niet goed mee gaat. Ouders komen niet op ouderavonden. Kinderen

komen met een rammelende maag op school. School vindt dat zo’n gezin hulp moet

krijgen, doet een melding bij de kinderbescherming, ze komen in een formeel

circuit terecht. Je kan ook een werker naar hun huis sturen, iemand die in het

netwerk van de kinderen zit, omdat die in het buurthuis komen. Dat informele

werkt veel beter bij de Marokkaanse gezinnen.’

Zelforganisaties

Welzijn Zuid-West heeft drie jaar geleden ‘normatief jongerenwerk’

ingevoerd. Jongeren moeten zich aan huisregels houden. Misdraagt een jongere

zich dan moet hij het jongerencentrum verlaten en mag dan alleen terugkomen als

hij een contract ondertekent, zijn naam geeft en een pasje heeft. In de

verhouding met allochtone zelforganisaties levert dat levensgrote dilemma’s op,

schetst Thesingh. ‘Als een jongen een raam ingooit, moet hij eruit. Als een

vrijwilliger van een zelforganisatie zo’n jongen er wel in laat, heb je een

conflict en daarmee moet je leren omgaan. Wij hebben bij ons programma ´Nieuwe

kansen´ gezegd: het wordt normatief jongerenwerk, het agogisch gelul moet

ophouden. Stuur je een jongen weg, blijft ie wel op de hoek van de straat

vervelend staan doen. We zeggen dan ook nog: “we willen niets meer met die

jongere, dat is onze taak niet”. Als die dan ook nog allerlei delicten pleegt,

dan zeggen wij: “die jongere wil helemaal niet veranderen”. Het jongerenwerk kan

dat allemaal niet oplossen. Als je tien van die jongeren binnenhaalt, heb je het

probleem in het buurthuis. Maar aan ons hebben ze ook lak. Wij erkennen dat wij

niet alles kunnen.’

Leida Schuringa is trainer en methodiekontwikkelaar op het gebied van

opbouwwerk, interculturele communicatie en teambuilding. Ze werkte als

opbouwwerker, methodiekdocent bij de kaderopleiding opbouwwerk in Rotterdam en

bij de richting cultureel-maatschappelijke vorming bij Hogeschool De Horst (tot

1998). Ze schreef het boek ‘Omgaan met diversiteit. Een uitdaging’ (2001). De

opleiding CMV die Schuringa medeontwikkelde bestond op het gebied van

interculturele competenties uit onderdelen als ‘omgaan met verschillen’ en

‘interculturele communicatie’. ‘Onze inzet was om in alle vakken aandacht aan

interculturaliteit te besteden. Dat is een taaie klus, want je moet managers

hebben die dit belangrijk vinden en dat geldt niet voor iedereen.’

Een van Schuringa’s inspiratiebronnen is het boek Interculturele

gespreksvoering van Edwin Hofman. ‘Zijn visie is dat je mensen als individu moet

bekijken en niet moet beoordelen vanuit culturen. Hofman zegt gechargeerd dat je

niet zoveel van die culturen hoeft te weten, als je maar de aandacht hebt voor

de mens die voor jou staat en vraagt hoe dingen zitten. Te veel informatie over

culturen kan ook averechts werken omdat je dan denkt: “dit is een Turk en die

doet zo”.’ Schuringa borduurt tevens voort op het werk van Gloria Wekker,

hoogleraar Gender en Etniciteit en auteur van het boek Caleidoscopische visies.

‘Zij gebruikt de term kruispuntdenken. Elke mens heeft karakteristieken als

leeftijd, opleiding, sekse, etniciteit, religie. Al die factoren bepalen het

contact tussen mensen op een bepaald moment, niet alleen etniciteit. Ik kan

beter contact hebben met hoogopgeleide Somalische dan met een laagopgeleide

Tukker.’

Gewenning

Als methodiekontwikkelaar deed Schuringa in de jaren tachtig onderzoek in

Maassluis (‘Culturen als buren’). Luisteren naar mensen bleek een startpunt.

‘Hoe wordt het leven geleefd, wat zijn hun verlangens. Een groep Nederlandse,

Turkse en Marokkaanse vrouwen had een bloeiende handwerkgroep opgezet, waar ze

elkaar verschillende soorten handwerken leerden. Ik heb toen onderzocht wat de

rol van de opbouwwerkster daarbij was. Essentieel was dat ze luisterde naar de

verhalen van iedereen. Toen bleek er ook behoefte aan taalles, waarbij de

vrouwen elkaar lesgaven.’

Autochtonen en allochtonen bleken verschillende accenten te leggen qua

waarden en normen. Nederlanders waren vooral bezig met hun huis, de Turkse en

Marokkaanse bewoners hadden meer aandacht voor hun werk, voor discriminatie en

voor kinderen. ‘Bij multiculturele competenties draait heel erg om

nieuwsgierigheid: hoe komt het dat allochtonen het anders doen? Kinderen mogen

vaak later op straat, maar in hun landen van herkomst gingen ze vaak ’s middags

even naar bed. Je moet ook vraagtekens leren zetten bij je eigen

vanzelfsprekendheden. Kennis over culturen verwerven kan verrijkend zijn, maar

het mag niet tot het idee leiden dat je weet hoe het zit. Maar je weet nooit

precies hoe het zit met iemand. Je kunt iemand ontmoeten en dan weet hoe het

voor die mens is.’

Ook gaf Schuringa trainingen aan Nederlandse vrouwelijke vrijwilligers van

rond de zestig en Turkse mannen van in de veertig. Beide groepen maakten al vijf

jaar gebruik van hetzelfde buurthuis, maar kenden elkaar nauwelijks. ‘Ze moesten

elkaar vragen waar ze vandaan kwamen, waar ze naar school gingen, wat voor

achtergrond ze hadden. Die mensen werkten vijf jaar samen maar hadden elkaar

nooit zoiets gevraagd. Multicultureel betekent ook dat je elkaar vragen stelt.

Mensen zijn dat niet gewend.’/Martin Zuithof

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.