Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Huisbezoeken bij gehandicapten brengen verborgen hulpvragen aan het licht: De zorgen achter de voordeur

Hulpverleners sporen de vraag áchter de vraag niet op, en daarom ontberen veel mensen de noodzakelijke zorg. De instellingen zouden daadwerkelijk naar de cliënt toe moeten. Dat stellen onderzoekers van de Stichting Gehandicapten Overleg Amsterdam die zelf aanbelden bij iedereen in de Amsterdamse Chassébuurt. ‘Instellingen zitten te veel op hun eigen zorgterrein.’

Verborgen vragen ontstaan omdat mensen niet weten bij

welke organisatie hun vraag thuishoort. Als ze twee keer zijn doorverwezen,

geven vooral oudere cliënten het vaak op. De zorgorganisaties pakken niet

vanzelfsprekend alle vragen op, om er vervolgens voor te zorgen dat de juiste

instantie in contact komt met de cliënt. Mensen vragen zelf niet door als ze

‘nee’ te horen hebben gekregen. Kortom: vraag en aanbod vinden elkaar niet.

Terwijl toch elke instelling tegenwoordig de ‘vraaggestuurde zorg’ hoog in het

vaandel heeft.

De onderzoekers belden aan bij elke deur in de Amsterdamse Chassébuurt. En

daarachter bleek veel meer vraag naar zorg en hulpmiddelen te zijn dan er

daadwerkelijk gegeven werd. Ruim honderd mensen met een lichamelijke beperking

of handicap werkten mee aan het onderzoek. Er schuilt veel verborgen vraag

achter de huisdeuren in Amsterdamse wijken. Dat is de conclusie uit het

onderzoek van de Stichting Gehandicapten Overleg Amsterdam (SGOA), een

belangenorganisatie voor cliënten in de verstandelijke en lichamelijke

gehandicaptenzorg. De zorgorganisaties moeten naar de mensen toe om de vragen

achter de zorgvraag te inventariseren en ervoor te zorgen dat die hulp er ook

komt.

Het onderzoek naar de verborgen vraag van mensen met een handicap in de

Chassébuurt in Amsterdam is gedaan in opdracht van de regiocommissie

gehandicapten Noord-Holland, een overleg van zorgaanbieders,

cliëntenorganisaties en zorgkantoren. Het doel van het onderzoek was meer zicht

te krijgen op wat er in een wijk speelt.

Mentaliteit

‘De meest schrijnende vragen komen van ouderen,’ zegt projectleider Chris

Verhoeven. Vijftig procent van de ondervraagden kan niet zonder hulp over

straat, 27 procent geeft aan niet zelfstandig de woning te kunnen verlaten. Tien

procent van de ondervraagden komt nooit meer buiten. Ze is afhankelijk van

welzijnsactiviteiten in de buurt, maar deze zijn er vaak niet of ze kunnen deze

niet bereiken. De meeste geïnterviewden willen niet verhuizen en zijn

afhankelijk van een sociaal netwerk dat ze om zich heen hebben gebouwd.

Woningaanpassingen zijn te prefereren en moeten gestimuleerd worden. ‘De jongere

gehandicapten – tussen veertig en zestig jaar – hebben meer verborgen vragen op

het gebied van welzijn: activiteiten, sport in de buurt,

integratiemogelijkheden.’

Volgens Verhoeven moeten hulpverlenende instanties heel gericht mensen

thuis benaderen, op zoek naar de verborgen vraag. ‘Als een cliënt met een

zorgvraag bij een instantie aanklopt, moet je thuis gaan kijken: wat is daar aan

de hand, hoe is de situatie. Bij ouderen zie je vaak dat het ene probleem het

andere opvolgt. Het indicatieorgaan, hier in Amsterdam is dat Tot en Met, komt

thuis. Die zou ook verder kunnen gaan en bijvoorbeeld periodiek contact kunnen

opnemen met cliënten om te kijken of de omstandigheden zijn veranderd. Maar het

indicatieorgaan rekent dat niet tot haar taak. Ze zegt: die opdracht hebben wij

niet van de gemeente gekregen.’

De verschillende instanties zitten allemaal heel erg op hun eigen

terreintje, verklaart Anneke van Koert de onmogelijkheid van instellingen dóór

te vragen bij hun cliënten. Zij is opbouwwerker bij Het Wijkcentrum in stadsdeel

De Baarsjes, waar de Chassébuurt in ligt. Van Koert maakt deel uit van de

werkgroep van verschillende hulpverleningsinstellingen, die de verborgen vraag

in de wijk gestructureerd wil gaan aanpakken. ‘Hulpverleners hebben vaak geen

tijd om verder te kijken, maar komen ook niet met die intentie bij de cliënt

thuis. Ze leveren hun deel van de zorg. Klaar. Het is een kwestie van

mentaliteit: weten dat je als hulpverlener ook een signaalfunctie hebt. En dat

je daar daadwerkelijk iets mee doet, al is het maar contact leggen met een

andere hulpverleningsinstantie,’ vindt Anneke van Koert. ‘Toen ik in

Amsterdam-Oost werkte, hadden we een veiligheidssteunpunt opgezet. Daar kwamen

allerlei vragen binnen. Niet alleen over veiligheid, ook over ouderenzorg en

geestelijke gezondheidszorg. Al die vragen werden doorgesluisd naar de

betreffende hulpverlenende instantie. We zaten met al die instanties in één

pand. We hadden korte lijnen, snel contact. Dat werkte uitstekend.’

Doorsluizen

Eén vast coördinatiepunt, waar alle vragen terecht komen, moet de vraag aan

de juiste hulpverleningsinstelling doorgeven. Dat is het belangrijkste actiepunt

van Chris Verhoeven. Al tijdens het onderzoek is de werkgroep geformeerd die de

zorgvraag in de Chassébuurt beter wil samenbrengen en afstemmen. Men wilde de

mensen die geïnterviewd waren ook direct hulp bieden voor hun verborgen vraag.

In die werkgroep werken de sociaal-pedagogische dienst, de wijkpost voor

ouderen, de thuiszorg, het wijkopbouwwerk en het woningbedrijf samen.

De afspraak is dat elke hulpverlener die bij een cliënt een nieuwe,

verborgen hulpvraag tegenkomt, die vraag naar de geëigende instantie doorsluist.

Eerst door de cliënt zelf daar op te wijzen. Doet hij het niet, dan vraagt de

zorgverlener toestemming aan de cliënt zelf contact op te nemen met de

hulpverleningsinstelling. Komt de vraag daar aan, moet de instelling binnen twee

dagen contact met de cliënt opnemen. De initiërende hulpverlener houdt de vinger

aan de pols of de cliënt ook de gevraagde hulp krijgt. De nieuwe hulpverlener

koppelt weer terug naar de initiator wat er aan hulp naar de cliënt is

gegaan.

Werkt het? ‘Het duurt even, want het is een omslag in denken,’ zegt Anneke

van Koert. ‘Ik heb die signaalfunctie enkele keren tijdens het werkoverleg ter

sprake gebracht.’ Ze vindt dat er iemand nodig is die de zaak trekt en

coördineert, het netwerk bij elkaar roept, checkt of besluiten worden

uitgevoerd. ‘Het stadsdeel zou die taak op zich moeten nemen.’

Vorig jaar zijn al aanstalten gemaakt door de gemeente om één zorgloket te

beginnen. Verhoeven: ‘Dat is uitgesteld, omdat het veel tijd blijkt te kosten

zoiets met alle organisaties te regelen. Wij willen graag aansluiten bij zo’n

zorgloket. Dat is bij uitstek een coördinatiepunt voor zorgvragen. Waarom zou je

opnieuw het wiel uitvinden.’

Martie Kuiken – bewoner van de Chassébuurt in Amsterdam – is moeder van

de 3-jarige Bo en Yme, een 6 jarig meervoudig gehandicapt kind. Voor Yme zijn er

geen activiteiten in de buurt. ‘We gaan een keer in de week naar de

gymnastiekzaal. Na half vijf, als niemand er is, met onze eigen begeleider. Yme

mag niet meedoen met de andere kinderen. Dat willen ze niet, kunnen ze niet, dat

is te moeilijk.’

Martie en haar man kopen alle zorg voor Yme in met het persoongebonden

budget. ‘Noodgedwongen,’ volgens haar. ‘De instanties kunnen niet de zorg

leveren die we willen. Wij hebben bijvoorbeeld twee keer in de week iemand nodig

die tussen zes en acht ’s avonds met Yme speelt. Dan kunnen wij rustig eten,

want Yme vraag constante aandacht en kan niet alleen iets doen. Dan kan je bij

een organisatie terecht, waarvan de hulpverleners geleerd hebben hoe ze

gehandicapten moeten verzorgen. Dat is vreselijk duur. Ik heb iemand nodig die

hem hier thuis verzorgt. Daar hoef je geen orthopedagogie voor geleerd te

hebben.’

Martie Kuiken heeft in zes jaar hulp zoeken voor Yme veel gehoord: ‘Wat

u wilt, dat kan niet’. Simpele slotjes op de keukenkastjes, maar wel stevige,

want Yme is zes jaar. Kon niet: ‘Dat doen we niet’. Sinds kort heeft het gezin

een zorgmanager. ‘Er was zoveel te regelen, te bellen te bedenken, ik kon het

niet meer behappen. De zorgmanager heeft die slotjes voor elkaar gekregen. Je

moet de weg weten en ze moeten je serieus nemen.’ Volgens Martie moeten

zorgorganisaties stoppen alles zelf te verzinnen, maar met de cliënt meedenken.

‘Ze moeten luisteren, kijken: wat is mogelijk. Niet met één oplossing komen en

voor de rest is er niets mogelijk.’/Carolien Stam

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.