Lars, een fictieve naam, woont in een woonvoorziening voor daklozen en verslaafden. Hij wil graag in een sociale huurwoning wonen, waar hij kan werken aan zijn verslaving en waar hij zijn schulden met behulp van schuldsanering kan afbouwen. De woningcorporatie laat hem echter niet toe, omdat hij verslaafd is en schulden heeft. En hij komt niet voor schuldsanering in aanmerking omdat hij geen vast adres heeft. Voor Lars staat het leven stil, er is geen perspectief op verbetering. De bestaande regels zitten een maatwerkoplossing in de weg.
Startkwalificatie
Nienke is 21 jaar. Zij heeft schulden. Ze zou graag studeren, maar omdat ze schulden heeft krijgt ze geen studiefinanciering. Ze is te jong voor een uitkering, daarvoor moet ze 27 jaar zijn. Het is moeilijk voor haar om werk te vinden, omdat zij geen startkwalificatie heeft. Ook Nienke zit vast.
Vastlopen
Bovenstaande voorbeelden zijn twee van de acht cases die staan beschreven in het onderzoek Stapelingsproblematiek in het sociale domein van het Instituut voor Publieke Waarden. Het is tot stand gekomen in het kader van het Programma Sociaal Domein, en daarbinnen het onderdeel Volgen, Spiegelen, Leren in het sociaal domein (VSL), waarin rijk en gemeenten samen werken. In het onderzoek tonen actieonderzoekers en bestuurskundigen Harry Kruiter en Floor Kellerman aan de hand van de acht situaties aan dat mensen op basis van slechts twee of drie problemen al vastlopen in onze verzorgingsstaat.
Maatwerk
Kruiter en Kellerman onderzochten de onderliggende oorzaken van het vastlopen van hulp bij stapelingsproblematiek. Kruiter: ‘Wat alle cases in het onderzoek gemeen hebben, is dat er een bepaalde voorziening ontbreekt die voor een maatwerkoplossing kan zorgen. Daarnaast worden er voorwaarden gesteld aan de toegang tot een voorziening. Lars komt pas in aanmerking voor schuldsanering als hij niet meer verslaafd is. Nienke komt pas voor studiefinanciering in aanmerking als zij schuldenvrij is.’
Uitsluiting
Bovenstaande oorzaken zijn voorbeelden van uitsluiting. Kellerman: ‘Wij hebben dertig vormen van uitsluiting ontdekt. Dat je pas in aanmerking komt voor een voorziening onder de voorwaarde dat je aan iets anders voldoet, is er één van. We noemen dat de Prioriteitsparadox. Een andere vorm van uitsluiting is de Entry Exit Paradox. Dat is het geval als een jongere vanwege gedragsproblemen in een zorgorganisatie voor jongeren met gedragsproblemen komt, maar daar vervolgens vanwege dezelfde gedragsproblemen weer wordt uitgezet. Een derde vorm van uitsluiting ontstaat wanneer mensen geen toegang krijgen tot een voorziening om andere mensen die gebruik maken van de voorziening te beschermen. In het voorbeeld van Nienke is er geen school die Nienke nog toelaat. Niet omdat ze niet kan leren, maar omdat ze zich in het verleden niet netjes gedroeg. Het risico dat Nienke met haar gedrag andere leerlingen negatief beïnvloedt, wordt te groot gevonden.’
Doorbraak
Het enige perspectief op verbetering van de situatie van Lars en Nienke, maar ook van alle andere mensen die in het onderzoek in de cases worden genoemd, is maatwerk. Kruiter: ‘Maatwerk begint met de vraag aan degene die hulp nodig heeft: “Wat wil je eigenlijk zelf?” Vervolgens moet je het achterliggende mechanisme doorbreken dat hulp in de weg staat. Dat doe je door een maatwerkoplossing te zoeken die voor de persoon helpend en legitiem is. Legitiem wil zeggen dat de gevonden maatwerkoplossing met argumenten kan worden onderbouwd, dat het voldoende oplevert en niet te veel kost en dat de persoon waar het om draait erbij gebaat is.’
Bestaanszekerheid
Voor Lars is de oplossing dat er eerst aan zijn bestaanszekerheid wordt gewerkt. ‘Als Lars in een sociale huurwoning kan wonen en zijn situatie stabiel is, kan hij vervolgens aan zijn verslaving werken. En met een vast adres komt hij ook de schuldsanering in. Ook Nienke zou geholpen zijn met een grotere bestaanszekerheid, bijvoorbeeld in de vorm van een uitkering of studiefinanciering.’
Instanties
Hoe groot de groep mensen precies is die met een stapeling van problemen te maken heeft, is onbekend. Het monitoren van de diverse, doorgaans kleine, doelgroepen lijkt lastig te zijn. Maar hoewel het in totaal om een kleine groep mensen lijkt te gaan, is de impact van deze stapeling groot. En niet alleen voor de ‘Nienkes’ en de ‘Larsen’. Ook de maatschappij is er bij gebaat als dit wordt aangepakt. Kruiter en Kellerman schatten in hun onderzoek dat de duurste 1 procent aan huishoudens ongeveer 30 procent van alle middelen in het sociale domein gebruikt. En dat de duurste 100.000 huishoudens in Nederland jaarlijks €100.000,- per huishouden kosten.
Monitoren
Daarmee vormt het onderzoek een uitdaging voor gemeenten, woningcorporaties en andere instanties waarmee mensen met meerdere problemen te maken krijgen, om naar maatwerkoplossingen te zoeken. Kruiter: ‘Het onderzoek doet een appèl op instanties om in de eigen omgeving te monitoren hoeveel mensen er zijn met meerdere problemen. Je kunt als gemeente bijvoorbeeld bijhouden hoeveel criminele jongeren met lvb er wonen. Dat zijn er waarschijnlijk veel minder dan wordt gedacht. Door te monitoren, denken we dat bij instanties als gemeenten de angst wordt weggenomen dat maatwerkoplossingen te duur zouden zijn, omdat er te veel mensen zijn die er gebruik van zullen maken.’
Professionals
Voor professionals die het onderzoek lezen, is de uitdaging om in de eigen omgeving de ogen te richten op mensen met meerdere problemen. Kruiter: ‘Professionals moeten zich de vraag stellen: “Waarom werkt de verzorgingsstaat niet voor deze mensen?” Door de methode toe te passen die wij in het onderzoek gebruiken, neem je als professional afstand van je werk en kom je tot een betere analyse van het probleem en een legitieme maatwerkoplossing. Je kunt dan ook beter beargumenteren waarom een voorgestelde maatwerkoplossing helpend is en tegelijkertijd ook voor de maatschappij winst oplevert.’
Het begin
Kruiter en Kellerman geven aan dat het niet bij het rapport blijft. Kruiter: ‘Het rapport is een begin. Aan de hand ervan willen we met partijen in het veld in discussie gaan. Ook willen we gaan lesgeven, bijvoorbeeld over hoe je als zorgprofessional maatwerkoplossingen met goede argumenten door het systeem heen loodst.’