Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties2

Veldwerkerkracht

Terwijl stedelijke wethouders zich gedwongen zien de basisverworvenheden van de ‘zorgzame samenleving’ in verhoogd tempo af te breken, is in de sector welzijn een nieuwe discussie ontstaan. Vreemd genoeg gaat die niet om de kernvraag: hoe houden we onze basisvoorzieningen voor de minder zelfredzame buurt- en wijkbewoners overeind? Nee, het gaat om de professionalisering van het werk.
Veldwerkerkracht

Lees hier meer blogs van Daan Vosskühler >>

Immers een staatssecretaris koesterde enige jaren geleden de opvatting  dat het allemaal anders moest in de werksoort en de schokgolven  daarvan deinen nog steeds na. Die golven dienen zich aan onder diverse benamingen: ‘facilitair werken’, een ‘vraaggerichte opstelling’, de werker als ‘sociaal makelaar’, het versterken van ‘burgerkracht’ en ga zo maar door.

De ervaren veldwerker haalt zijn schouders op: het is immers niet de eerste wave die over het werk trekt. Maar hoger op in zijn organisatie hebben de leidinggevenden inmiddels alle conferenties en workshops bezocht waar het nieuwe geloof wordt gepredikt. En zo volgen de marsorders voor de veldwerkers elkaar in hoog tempo op. Waarbij vaak ook nog een beschuldigende vinger wordt geheven: ‘maak de burger niet afhankelijk van jouw diensten, hij kan het inmiddels zelf doen’.

Zo ontstaat een generatie werkers die braaf afwacht tot de burger met een vraag of verzoek komt. En tot overmaat van ramp moet die werker vervolgens nog de ‘vraag achter de vraag’ gaan onderzoeken. En dat wordt de finale doodsteek van het werk. Daar waar veldwerkers op de bres moeten staan met scherpe plannen rond armoedebestrijding, met zoeken naar nieuwe bronnen om wijkcentra open te houden, coöperaties te vormen met bewoners om te voorkomen dat steeds meer gezinnen onder de armoedegrens belanden, moeten ze vleugellam toezien hoe de werksoort onder hun voeten verdwijnt.

Ik ga de namen niet noemen van de werkers die met hart en ziel en in nauwe samenwerking met bewonersgroepen sfeer en nabijheid hebben gebracht in dorre, anonieme wijken. Die nu thuis zitten omdat bestuurders zo nodig het werk moesten aanbesteden volgens Europese richtlijnen. Op papier wint dan altijd de handigste en de goedkoopste, maar dat heeft zelden te maken met een scan op de kwaliteit van de uitvoering. En zo dendert de trein door, terwijl de directies en bestuurders nauwelijks  oog hebben voor het stootblok dat nadert.

Nee, ik ben geen cynicus, ik ben een toeschouwer die verbaasd toeziet hoe een sector zichzelf elimineert. Een pragmaticus die maar één kernvraag kan bedenken: hoe komen veldwerkers in hun eigen kracht om in buurten en wijken de zwakken van onze samenleving te helpen om te overleven? Want ‘veldwerkerkracht’ is nodig in een tijd waarin steeds meer gezinnen zich wanhopig gaan afvragen hoe ze het budgettair nog kunnen redden. Met kinderen die hun voetbalclub verlaten en niet meer mee gaan met op schoolreisje. Met ouders die geen laagdrempelige cursus meer kunnen volgen in het wijkcentrum, dat te koop staat.

Daar liggen de kernvragen voor de professionals in de buurten en wijken. Daar mogen directief en ongevraagd initiatieven worden genomen, omdat de ‘vraag achter de vraag’ al lang niet meer relevant is. Daar moeten we van onze ‘social workers’ professionele armoedebestrijders maken, die gehaaid en inventief zijn, die hun oren niet langer laten hangen naar al het  geleuter over procesmatig gestuurde werkwijzen van hun managers en coaches.

Dan komt er wellicht het besef bij overheid en de overgebleven welzijnsinstellingen, dat je het niet kunt maken om in mijn wijk in vijf jaar vier nieuwe opbouwwerkers te droppen, die natuurlijk geen schijn van kans hebben bewonersnetwerken te leren kennen. Die achter hun computer de godganselijke dag wachten op een ‘bewonersvraag’, terwijl bewoners niet eens weten dat er een ‘social werker’ in de wijk is. En als er al contact wordt gemaakt , de bewoner mee moet delen dat deze mans genoeg is de vraag zelf te beantwoorden.

Voor mij is het cabaret van een hogere orde. Het zal je werk maar wezen!

Daan Vosskühler (1948) werkt als projectleider voor Stichting BottomUp Onderzoek en Advies. Hij houdt zich al meer dan 30 jaar als onderzoeker bezig met de vraag hoe welzijnswerk een vitale en patroondoorbrekende werksoort kan zijn in een land waar onderwijs, welzijn, veiligheid en bestuur hardnekkig categoraal blijven denken en werken.

2 REACTIES

  1. Lees alle reacties

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.