Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Te veel empathie voor je cliënt vertroebelt je blik: 7 tips om dat te voorkomen

Empathisch werken is een grondhouding waarmee je je als sociaal werker kunt verbinden met je cliënt en betere hulpverlening kunt geven. Maar met empathie kun je de plank ook misslaan. Docent en sociaal werker Hetti van der Lugt en sociaal werker Lisette Averdijk vertellen vanuit hun eigen praktijk over goed empathisch werken, de valkuilen en waar je alert op moet zijn.
© [M] Milos Kojadinovic / Alamy / Alamy Stock Photos / mauritius images

Bij empathisch werken gaat het om je inleven in je cliënt en zijn leefwereld, in hoe hij denkt en voelt en dat je hem daarin erkent. Als dat lukt voelt hij zich veilig en kun je als professional een verbinding met hem aangaan, zeggen Van der Lugt en Averdijk. Dat raakt ook zijn sociale omgeving. Want als je cliënt zich gehoord en serieus genomen voelt, krijgt hij meer rust en heeft dat ook invloed op zijn naasten.

Maar empathisch werken is niet altijd eenvoudig. Het vraagt ook dat je met afstand naar je cliënt kunt kijken en dat je zijn perspectief kunt zien. En soms ben je té empathisch of kun je weinig empathie voor je cliënt of zijn omgeving opbrengen.

Hetti van der Lugt is schoolmaatschappelijk werker en docent sociaal werk bij hogeschool VIAA in Zwolle waar ze studenten begeleidt in hun persoonlijk en professionele ontwikkeling. Lisette Averdijk is persoonlijk begeleider bij Avelijen in Twente voor jongeren met een verstandelijke beperking die niet zelfstandig thuis kunnen wonen. Vaak hebben ze hechtingsproblemen en trauma’s. Avelijn is tevens ambassadeur voor de gehandicaptenzorg.

Wat is volgens Van der Lugt en Averdijk nodig om goed empathisch te kunnen werken, wat zijn de valkuilen en waar moet je alert op zijn? Ze geven 7 adviezen om overeind te blijven in het koorddansen dat empathisch werken is.

1. Meen wat je zegt en doet

Averdijk toont haar empathie vaak door uit te spreken dat ze het fijn vindt haar cliënt te zien, dat hij er mag zijn en goed genoeg is. Ze doet het ook wel via lichamelijk contact. Maar pas nadat ze toestemming van haar cliënt heeft gekregen om hem bijvoorbeeld een knuffel te geven. ‘Je moet wel echt menen wat je zegt en doet. En belangrijk is dat je hem ook non-verbaal kunt lezen. Als je cliënt oogcontact moeilijk vindt, dan doe je dit niet. En als hij heel boos is uit angst of verdriet, dan geef je hem tijd zijn emoties te uiten.’

2. Laat je eigen waarden los

Aanvankelijk kon Van der Lugt niet veel sympathie opbrengen voor het gedrag van haar cliënt, een moeder die er erg onverzorgd en smoezelig uitzag. ‘Ze had drugs gebruikt, gestolen, op straat geleefd en zat in een vechtscheiding met haar man om de omgang met haar kind.’

In de eerste gesprekken met haar cliënt vroeg Van der Lugt zich vooral af wat voor voorbeeld de moeder kon zijn en of ze wel in staat was haar kind te geven wat het nodig had. ‘Ik vond het moeilijk om een verbinding met haar aan te gaan. Door mij af te vragen waardoor dat kwam en in te zien dat ik de vrouw beoordeelde vanuit mijn eigen waarden, kon ik een andere bril opzetten en anders naar de moeder luisteren. Pas toen hoorde ik vooral een liefdevolle verantwoordelijke moeder die moeite had haar liefde te laten zien omdat ze te veel beschadigd was door het leven. Daar had ze niet zelf voor gekozen.’

Bewust worden van je eigen waarden en erkennen dat een cliënt niet altijd deze waarden met jou deelt is van belang. Als je dat niet erkent kan er een hiërarchie ontstaan en kun je als hulpverlener geen verbinding maken, zegt Van der Lugt. ‘Vanaf het moment dat ik dat door had en anders naar de moeder kon luisteren voelde ik empathie voor haar en kon ik haar begeleiden.’

3. Wees voorzichtig met te veel empathie

Soms kun je ook té veel empathie voelen voor een cliënt. Dit overkwam Averdijk en haar collega’s toen een getraumatiseerd meisje dat zij begeleiden met een ernstige aandoening een paar dagen naar het ziekenhuis moest. ‘Het meisje was daar zo panisch en gestrest over dat we als hulpverleners besloten bij toerbeurt 24 uur per dag bij haar te blijven. Ze durfde niet alleen te zijn en kende weinig veiligheid en dat was juist wat we haar wilden bieden.’

Averdijk en haar collega’s werden hiervoor teruggefloten door de regiebehandelaar. Ze moesten de begeleiding delen met familie en vrienden uit het netwerk van het meisje. ‘We handelden te veel uit medeleven en niet vanuit onze professionele houding. Ook omdat de ouders van het meisje niet beschikbaar waren. Haar vader was alcoholist en haar moeder was niet in de gelegenheid. Ze zat ook in de zorg en had op dat moment nachtdienst.’

4. Heb oog voor de omgeving

Bij een ander meisje verloren Averdijk en haar collega’s het zicht op de ouders uit het oog. Het meisje stond onder bewindvoering van haar moeder en stiefvader. Totdat ze 18 werd en ineens zelf mocht bepalen wat ze met haar geld deed en zich erg tegen de bemoeienis van haar ouders afzette. Haar begeleiders wilden er voor haar zijn, geloofden haar in alles en gunden haar dat ze fouten mocht maken. Dat leverde veel strijd op tussen het meisje en de ouders en tussen de begeleiders en de ouders.

Uiteindelijk nodigden de begeleiders de ouders uit om in aanwezigheid van hun dochter de situatie te bespreken. Er bleek sprake van veel miscommunicatie, zegt Averdijk. ‘Het meisje wist geen verschil meer tussen wat haar ouders en wat haar begeleiders vertelden.’ Daardoor en doordat er altijd loyaliteit is tussen ouders en kinderen, voelde het meisje zich onveilig.

Gezamenlijk maakten de ouders, de begeleiders en het meisje nieuwe afspraken hoe ze voortaan met elkaar zouden omgaan. Maar ook dat het meisje haar eigen keuzes mocht maken en de begeleiders haar daarin zouden adviseren. Daarmee kwam rust in de tent. Vooral bij het meisje dat meer vertrouwen kreeg.

5. Wees transparant over je eigen fricties

Een week nadat haar eigen moeder was overleden kreeg Van der Lugt een verzoek van een ernstig zieke jonge moeder die niet lang meer zou leven. Of ze haar wilde begeleiden. Van der Lugt kende de vrouw maar wilde haar eigen verdriet niet verwarren met het verdriet van haar cliënt. Daarom vertelde ze dat het verzoek haar raakte maar dat ze in een moeilijke situatie zat en daar eerlijk over wilde zijn.

Pas nadat ze haar eigen verdriet met haar cliënt had kunnen bespreken en hoe ze voor haar beschikbaar kon zijn en de cliënt haar hiervoor erkenning gaf, kon Van der Lugt luisteren naar de pijn en het verdriet van haar cliënt. ‘Maar daarvoor moest ik wel eerst mijn eigen proces benoemen. Had ik dat niet gedaan dan zou mijn empathisch vermogen met mij aan de haal zijn gegaan en zou mijn begeleiding gekleurd worden door wat ik zelf had meegemaakt.’

6. Luister reflectief en stel open vragen

Wees voorzichtig met zeggen dat je je cliënt snapt als hij bijvoorbeeld in een conflict zit, zegt Van der Lugt. ‘Doe je dit wel, dan is het lastig om nog open vragen te stellen over zijn aandeel en krijg je de feiten niet meer boven tafel.’ Beter kun volgens haar reflectief luisteren. ‘Daarmee geef je erkenning voor wat je cliënt meemaakt, doe je recht aan de situatie en doe je geen afbreuk aan wat de ander voelt. Maar ook houd je daarmee professionele afstand.’ Bij reflectief luisteren vraag je bijvoorbeeld: “Ik zie dat je hier heel kwaad om wordt, klopt dat?” ‘Door vervolgens open vragen te stellen kun je opzoek gaan naar de wensen en de behoeften van de cliënt. Daarmee krijg je meer informatie en kun je zonder oordeel nieuwsgieriger luisteren.’

7. Stel grenzen en blijf in balans

Soms hebben Averdijk of haar collega’s moeite met het gedrag van een cliënt. Bijvoorbeeld als ze overprikkeld raken door zijn harde muziek of als hij zich grensoverschrijdend gedraagt. Averdijk: ‘Erger je je aan een cliënt bespreek het dan met hem maar houd het bij jezelf. Of bespreek het met collega’s. Al is het maar om je verhaal even kwijt te kunnen. Doe je dat niet omdat je vindt dat je alles zelf moet oplossen, je je valkuilen niet kent of omdat je bijvoorbeeld geen goede band hebt met je collega’s, dan ligt een burn-out makkelijk op de loer.’

Essentieel bij empatisch werken is dat jij en je collega’s je kunnen inleven in elkaars situatie en elkaars valkuilen en kwaliteiten kennen. ‘Daarmee kunnen jullie inspelen op situaties die voor jullie lastig zijn en gezamenlijk kijken wat nodig is. Stel dus ook grenzen als je empathisch werkt en bedenk dat je je cliënt met empathie dan wel goed kan begeleiden maar dat hij altijd verantwoordelijk blijft voor zijn eigen leven.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.