Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Professor Van Dantzig over zijn strijd tegen kindermishandeling: ‘Niemand voelt zich verantwoordelijk’

Publiek boos was hij, toen het ministerie van Sociale Zaken een voorstel afwees om kindermishandeling - meer dan tachtigduizend gevallen per jaar - structureel aan te pakken. Uiteindelijk resulteert zijn woede in een proefregio, waar kinder- en jeugdzorg hulp biedt aan ouders en kinderen. Volgens professor Van Dantzig is dat het antwoord op geweld tegen kinderen: vroegtijdig en intensief contact met gezinnen.

De spreekwoordelijke tissues staan nog altijd op de

tafel in de werkkamer. ‘Hebt u kinderen?,’ vraagt de professor psychiatrie

wanneer het gesprek op de oorzaken voor kindermishandeling komt. ‘Kinderen zijn

prachtig, de evolutie heeft hen onweerstaanbaar gemaakt.’ Maar niet voor

iedereen, getuige de meer dan tachtigduizend mishandelingen per jaar in

Nederland. ‘Wordt u nooit heel erg boos op uw kinderen?’

‘Gisteren nog, ik heb haar opgepakt en naar binnen gedragen,’ luidt het

antwoord.

‘U kunt uw impulsen beheersen, maar niet alle ouders zijn daartoe in staat.

Dat kan genetisch bepaald zijn, of omdat je niet hebt geleerd je te beheersen.

Alcohol is ook vaak een oorzaak voor mishandelingen. Iedereen wil zijn kinderen

wel eens het raam uitgooien, u ook. Maar uw geheim is veilig bij mij,’ glimlacht

de emeritus hoogleraar Andries van Dantzig. Eens een psychiater, altijd een

psychiater.

Hij is voorzitter van de stichting Raak: de Reflectie- en Actiegroep Aanpak

Kindermishandeling, bestaande uit een groep wetenschappers. En fervent strijder

in zijn missie om een structurele aanpak van kindermishandeling van de grond te

krijgen. ‘Ik was enige tijd geleden bij mevrouw Vliegenthart, die mij vertelde

dat ze negenentwintig projecten heeft lopen tegen kindermishandeling. Dan vraag

ik: welke is dan het goede middel tegen de kwaal? Dat is het probleem: de stap

naar een landelijke invoering van de juiste aanpak wordt niet gezet. Dat wilden

wij nu met het Raak-voorstel (waarin een proefregio al werd bepleit, red.)

bewerkstelligen.’

Minimale opvoeding

Er gaat nu een proefregio komen waarin de kinder- en jeugdzorg al datgene

kan doen wat ze moét doen, zonder last te hebben van financiële en

organisatorische beperkingen. Dat is het Raak-voorstel. Dus geen wachtlijsten –

nu moet een kind zes maanden wachten en duurt het vervolgens een jaar voor het

in behandeling kan worden genomen. En niet meer een

van-het-kastje-naar-de-muur-gestuur. Ieder kind en iedere ouder krijgt direct

hulp en informatie. Er moet intensief contact worden opgebouwd met gezinnen (in

wording), te beginnen door de consultatiebureaus. ‘Dat betekent dus ook dat de

consultatiebureaus daar de ruimte en de tijd voor moeten krijgen,’ bepleit Van

Dantzig. ’96 Procent van de ouders bezoekt een consultatiebureaus. Nu heeft men

acht minuten per maand per kind de tijd.’

Als ouders terecht kunnen met hun opvoedings- of emotionele problemen, kan

dat het geweld tegen kinderen mogelijk tegenhouden. ‘Wij menen dat

kindermishandeling een symptoom is van de ontoereikendheid van veel ouders hun

kinderen een minimaal verantwoorde, laat staan goede, opvoeding te geven,’

schreef Raak in een brief aan de minister-president eind vorig jaar. De brief

was ondertekend door tientallen wetenschappers in Nederland.

Boos verscheen professor Van Dantzig medio april in de media. Het

ministerie van Sociale Zaken wilde het Raak-voorstel voor een structurele aanpak

van kindermishandeling – ‘het zal enkele tienduizenden euro kosten’ – niet

financieren: ‘het potje voor projecten was op’. Van Dantzig: ‘Terwijl elke week

een kind in Nederland overlijdt aan de gevolgen van mishandeling. Het is bizar

dat er voor een inentcampagne tegen meningokokken wel direct enkele miljoenen

neergelegd kunnen worden.’ Van Dantzigs indringende oproep werd gehoord: het

ministerie heeft inmiddels groen licht gegeven voor de proefregio. Jo Hermanns,

hoogleraar in de pedagogiek, zal de uitvoering van het project, dat drie jaar

gaat duren, gaan leiden.

Onderdrukte minderheid

Inmiddels de 81-jarige leeftijd bereikt, is de emeritushoogleraar

psychiatrie nog volop actief in het ‘ggz-circuit’. Hij heeft zitting in besturen

van instellingen en wordt regelmatig gevraagd te adviseren over een onderzoek of

een nieuw voorstel van een ministerie. Waarom heeft hij ervoor gekozen de strijd

tegen kindermishandeling aan te voeren?

‘Mishandelde kinderen behoren tot een onderdrukte minderheid. Zij kunnen

pas rechten krijgen door een emancipatiestrijd te voeren, zoals vrouwen en

homoseksuelen dat gedaan hebben. Maar kinderen kunnen die strijd niet zelf

voeren, dat moet iemand voor hen doen. Dat is de strekking van een betoog, dat

ik heb gehouden tijdens een symposium eind 1998. Dat overigens werd gehouden

naar aanleiding van de promotie van jurist en psycholoog Jan Willems (onder meer

werkzaam bij het Centrum voor de rechten van de Mens van de Universiteit

Maastricht, red.) op zijn proefschrift: ‘Wie zal de opvoeders opvoeden?’ De

directeur van Defence for Children International aldaar aanwezig, kwam na afloop

naar mij toe en zei: ‘Die handschoen pak ik op’. Zo is Raak ontstaan.’

‘Iedereen is het erover eens dat moet gebeuren wat nodig is,’ zegt Van

Dantzig. Maar er gebeurt te weinig, de cijfers stijgen. ‘Omdat niemand

verantwoordelijk is. De Tweede Kamer geeft budgetten aan het ministerie, het

ministerie moet dus de instellingen budgetteren, de manager in de jeugdzorg moet

binnen de begroting blijven. Wie komt er dan in opstand tegen mishandeling? Ik

vind dat de werkers in de jeugdzorg dat moeten doen.’

Het is volgens professor Van Dantzig zeer de vraag of meer geld het enige

middel is om de kinder- en jeugdzorg zodanig uit te rusten dat zij de strijd

tegen kindermishandeling kunnen opnemen. Ook aan de organisatie en aan de

deskundigheid kan nog het een en ander verbeteren. ‘Een groot probleem in

organisaties is de verkokering en het heen en weer schuiven van cliënten. Een

belangrijke reden hiervoor is dat de verschillende beroepen in de jeugdzorg

zelfstandig zijn ontstaan, en dat men later moest gaan samenwerken. Dat botst,

evenals de bevoegdheden, die niet altijd even duidelijk zijn. De deskundigheid

van professionelen moet ook te allen tijde worden aangepast aan de stand van

onderzoek en wetenschap. Hulpverleners die slachtoffers van seksueel misbruik

behandelen, worden bijvoorbeeld extra opgeleid. Dat is ook een vrij nieuw

werkgebied. Seksueel misbruik kwam vroeger niet voor, dat wil zeggen: het kwam

niet aan de oppervlakte. Het gezin had een sacrale, door God gegeven, plaats in

de samenleving. Alles wat niet goed ging, werd als een individuele zaak

beschouwd: de ouders schieten moreel tekort. In de hiërarchische maatschappij

werd niet gevraagd naar de beleving van de ondergeschikte, en zo werd een kind

gezien. Pas met de democratisering heeft het individu en zijn beleving een

plaats gekregen.’

Stap vooruit

De ministerraad heeft net ingestemd met en aanscherping in de regelgeving

voor de advies- en meldpunten kindermishandeling (amk). Er moet ook meer

aandacht voor preventie van kindermishandeling komen. Opvoedingsondersteuning

staat inmiddels op de agenda van de politiek. Maar Van Dantzig blijkt niet onder

de indruk: ‘Leren lezen is in de eerste plaats niet preventief tegen

analfabetisme, maar het is belangrijk voor de gehele intellectuele ontwikkeling

en voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Zo is een betere opvoeding

niet alleen een wapen tegen kindermishandeling, het is belangrijk ter

bevordering van de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen.’ De professor is

niet tegen de verbetering van de werkwijze van de amk’s, maar ‘de implicatie dat

je tevreden kunt zijn als je alle kindermishandelingen kunt opsporen, is

gevaarlijk. Het suggereert dat als je die gezinnen maar hebt gevonden, de rest

goed is. Dat is een misvatting: alle ouders kunnen iets leren over opvoeding.

Iedereen kan wel iets vertellen over wat zijn ouders beter hadden kunnen doen.’

Als de jeugdzorg maar goed contact heeft met ouders en gezinnen, dan zouden

de misstanden met kinderen niet ontstaan, zo is de overtuiging van Van Dantzig.

Is dat niet wat rooskleurig? ‘Natuurlijk is het dat, maar het is wél een

structurele manier om het probleem aan te pakken. Het zal moeten blijken of het

zo werkt. Als het aantal mishandelingen over vijf jaar met de helft minder is,

is dat een grote stap vooruit. Nu stijgt het aantal mishandelingen nog

altijd.’/Caroline Stam

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.