Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Probleemjongeren op weg naar professioneel jongerenwerk: ‘Jongeren van mijn eigen cultuur verkloten het vaak’

‘Vaak staan de jongeren met één been bij justitie en met één been in het normale leven,’ zegt docent Peer Ottink in Rotterdam over de assistent jongerenwerkers in wording. Jongeren uit de doelgroep en zonder vooropleiding zetten in speciale opleidingen hun eerste stappen in het professionele jongerenwerk. De initiatieven zijn succesvol, maar blijven niet verschoond van problemen.

Mourad Lasnaoui heeft het helemaal gehad met het jongerenwerk. Hoewel docenten enthousiast zijn over de opleiding tot assistent-jongerenwerker, laat Lasnaoui zien dat de opleiding niet geheel probleemloos verloopt. Mourad Lasnaoui begon als vrijwilliger in het Amersfoortse jongerencentrum Lijn 16. Via de stichting Banenplan – voor arbeidstoeleiding en activerende trajecten – kreeg hij een WIW-baan en begon de opleiding assistent-jongerenwerker. Lasnaoui werkte onder meer bij jongerencentrum Duziem en het Jeugdbuurtbeheer in de wijk De Koppel. Nu wil hij overstappen naar de marechaussee. ‘Ik vind het pijnlijk, maar jongeren van mijn eigen cultuur verkloten het vaak. Ze accepteren mij niet. Ik had hetzelfde leventje, maar ben eruit gestapt. Een select groepje heeft problemen met mij. Ik ben Arabisch, terwijl de meerderheid hier Berbers is. Ik hou nu liever afstand tot de jongeren die in de problemen zitten.’

Bram Stuve, consulent bij Banenplan in Amersfoort, vindt dat Lasnaoui in zijn kritiek doorschiet. ´Het is nu populair om het over kutmarokkaantjes te hebben. Maar er is ook nooit op die jongens gelet. Ze gingen op hun dertiende van school, pasten niet in het schoolsysteem. Schoolloopbanen en criminele carrières worden nog maar sinds kort gevolgd. Als ze bij Duziem een maand lang activiteiten rond de Ramadan organiseren blijkt ook dat ze best wel willen.’ Duziem (‘tweede kans’) is een jongerencentrum in oude sporthal die momenteel wordt gesloopt. Vooral allochtone jongeren boden hier in eigen beheer en met begeleiding van Banenplan op de achtergrond, sportactiviteiten aan aan andere jongeren.

Cultuurverschillen

Voor jongens als Mourad begon het Rotterdamse Albeda College de opleiding ‘assistent-jongerenwerker’ op MBO-nvieau 2. Het ROC speelde daarmee in op de behoefte bij jongeren die zonder diploma’s het jongerenwerk in wilden en op de vraag naar jongerenwerkers, vertellen opleidingscoördinator Tjaako Minnema en docent Peer Ottink. Dankzij de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW, voor jongeren tot 23 jaar) konden instellingen mensen in dienst nemen en een opleiding laten doen.

De nieuwe opleiding werd opgezet rond de acht leefgebieden van jongeren: wonen, gezondheid, financiën, justitie en politie, scholing, arbeid, vrije tijd en sociale omgeving. Het lesprogramma bestaat uit acht blokken van tien weken, waarbinnen het vak methodische werkbegeleiding als wekelijks onderdeel de rode draad vormt. De leerlingen gaan een dag naar school en werken de rest van de week in de praktijk. Op het eind van de opleiding kunnen de assistent-jongerenwerkers de zelfstandige jongerenwerkers assisteren.

De deelnemers zijn vaak criminele jongeren met een complex aan problemen, schetsen Minnema en Ottink. ‘Een bulk aan schulden, relaties die niet goed zijn, een straf uitzitten, verslaving. Het eerste jaar zijn we alleen maar bezig om ze in zo’n conditie te brengen dat ze normaal lessen kunnen gaan volgen. Je moet daarin investeren om te zorgen dat ze de route leren om van hun schulden af te komen.´
Ottink en collega-docent begeleiden het hele programma en wisselen elkaar af bij de theoretische lessen en de begeleiding van het groepsproces. ‘We staan ’s ochtends een half uur van tevoren buiten. We wachten iedereen op, schudden handen en er ontstaat een gesprek. Als dat aansluit bij de stof van die dag gaan we naar binnen en beginnen we. De een gaat de discussies en de confrontaties aan en de ander houdt het proces in de gaten. Als het te ingewikkeld wordt, dan plukken we mensen eruit en gaan we een-op-een verder. Als er iets persoonlijks speelt, kijken we wat we kunnen doen. Een telefoontje, een brief naar een rechtbank. Vaak staan ze nog met één been bij justitie en één been in het normale leven.’

Neem bodybuilder Paul, die jarenlang actief was in de drugsscene. ‘Hij had een flinke straf en gooit nu het roer om. Hij werkt met jongeren. Hij is gewend met macht te werken, maar moet zich nu op een andere manier opstellen, leren onderhandelen met zijn omgeving. Dat levert moeilijke momenten op, want de groep durft hem niet aan te spreken.’ Ottink heeft met de groep afspraken gemaakt over de gedragscodes. Petten af, telefoons uit, jassen uit. Als Paul vervolgens wel met zijn jas aan in de klas zit, gebruikt Ottink dat in de les over macht. ‘Hoe kan het dat hij wel in de klas zit met een jas? Dan moeten ze hem daarop aanspreken en Paul moet leren onderhandelen. Vragen te stellen in plaats van dingen te roepen, is voor deze deelnemers het moeilijkst. Bij methodische werkbegeleiding is de opzet dat ze een gebeurtenis aan de orde stellen als een leervraag.’

De deelnemers vertegenwoordigen een bont multicultureel gezelschap met zeer uiteenlopende achtergronden: Somaliërs, Arubanen, Marokkanen, Turken, Antilianen, Nederlanders. Cultuurverschillen zijn daarom een belangrijk discussiepunt. ‘Cultuur is de overdracht van kennis, waarden en normen door anderen aan anderen. Dat gebeurt overal, maar de uitingen zijn verschillend. In de basis verschillen we dus niet. Als de deelnemers dat eenmaal inzien, zeuren ze ook minder over die vermeende verschillen in cultuur. Ze staan dan ook meer open voor elkaar.’

De opleiding kent weinig uitvallers, vertelt Ottink. ‘Van de dertig mensen raken wij er maar twee kwijt. Vaak is dat iemand die moet gaan zitten of iemand met een verslavingsprobleem, die terugvalt’. Vergeleken met de opleiding ‘helpende welzijn’ (ook MBO-niveau twee), die een uitval heeft van tientallen procenten, is dat weinig. Ongeveer de helft van de assistent jongerenwerkers stroomt door naar MBO-niveau vier. De studenten lijken op te bloeien op de opleiding. Ottink: ‘Ze leren aan de ene kant een vak met vaardigheden, zoals signaleren, observeren, over zich zelf te reflecteren. Aan de andere kant leren ze ook te leven, samen te werken, voor zichzelf hulp te vragen. Die vormende kant is minstens zo belangrijk als het beroepsmatige.’

Groei

Bert Wouterse zat, zegt hij zelf, lang ‘in de shit’. Hij wilde wat doen met die nare ervaringen en greep bij Banenplan in Amersfoort zijn kans. Wouterse kreeg een gesubsidieerde baan en begon de opleiding randgroepjongerenwerk in Zwolle, een vergelijkbare opleiding als die in Rotterdam. Hij deed de opleiding Helpende Welzijn (MBO-niveau 2) en stroomde door naar niveau 4. Inmiddels is hij coördinator van het project Jeugdbuurtbeheer in de herstructureringswijk Kruiskamp-Koppel.

Wouterse heeft veertien overwegend allochtone jongeren onder zijn hoede, van wie er negen een opleiding in de beveiliging krijgen en tegelijk toezicht houden in de wijk. ‘Dat is de doelgroep waar ik zelf ook uit kom. Ik probeer ze normen en waarden aan te leren, sociale vaardigheden, op tijd komen, het werk goed uitvoeren. Jongeren zonder diploma die veel begeleiding en structuur nodig hebben. Je moet er bovenop zitten. Als ze problemen heb, help ik ze. Ga mee naar het maatschappelijk werk, naar de dokter, huisvesting. Dat hebben ze van huis uit nooit mee gekregen. Vanuit mijn levenservaring ken ik alle maatschappelijke instellingen in Amersfoort. Ik vind het fijn om die jongeren daarin te begeleiden. Je ziet hun sociale vaardigheden groeien, dat ze elkaar niet meer uitschelden, maar dingen bespreken. Ze krijgen meer verantwoordelijkheidsgevoel.’

De jongeren voelen zich vaak buiten gesloten en worden daar door de houding van de buitenwereld vaak in bevestigd, zegt werkbegeleider Mike Viegas d’Abreu. ‘Het gaat vaak om jongeren met torenhoge boetes en schulden. Via ons krijgen ze een baan, salaris en indirect ook weer eigen huisvesting, dan krijgen ze het gevoel dat ze verder kunnen. Onze methodiek is: voor wat hoort wat. Wij helpen de schulden te saneren, we betalen de opleiding, maar je moet dan wel naar school en werk doen.´

Mede door de veranderde wetgeving rond de gesubsidieerde banen ziet de gemeente niet veel meer in de combinatie gesubsidieerd werk-opleiding, constateert Bram Stuve. ‘Het kost te veel geld en te veel tijd, vindt de gemeente. We werken nu aan een nieuwe totaalaanpak voor jongeren, samen met een ROC, een VMBO en ZMOK-school. We willen het onderwijsprogramma koppelen aan een werk- en leefprogramma, met cursussen, trainingen en vrije tijdsbesteding. In samenwerking met de school willen we die jongeren inschakelen bij projecten als wijkbeheer en loonvormende bedrijfjes. Het zou geweldig zijn als het lukt.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.