Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Ouders van criminele jongeren leren omgaan met probleemgedrag: Opvoedcursus als wondermiddel

De eerste verplichte opvoedcursussen voor ouders van beginnende crimineeltjes zijn gestart. Maar de deskundigen zijn het erover eens: probleemgedrag is meer dan alleen opvoedingsvaardigheden. Verplichten werkt niet, ouders meer betrekken wel. ‘De opvoedcursus geldt als wondermiddel, maar dat is een lippendienst aan de politiek.’

De aanpak van de harde kern, een voortdurend probleem voor de gemeente Amsterdam. Een van de middelen die sinds kort is ingezet, is de verplichte gezinstherapie. Jongeren van 12 tot 18 jaar, die in aanraking komen met de politie, kunnen via de jeugdreclassering of via de kinderrechter naar gezinstherapie worden gestuurd. Onder leiding van een therapeut wordt met het hele gezin gekeken naar de gezinspatronen en hoe die tot problemen leiden. Het doel is de communicatie tussen ouders en kinderen te verbeteren, zodanig dat iedereen een manier vindt om met regels, conflicten en met de posities binnen het gezin om te gaan.

‘We kunnen Ahmedje wel aanpakken, maar broer Mohammed staat al in de rij en zusje Fatma ook.’ Tot die conclusie kwamen de verschillende instanties die zich rondom de criminele jongere in Amsterdam bewegen. De aanpak van de jeugdcriminaliteit is meestal gericht op de jongere. Maar niet zelden komen de problemen – mede – voort uit een verstoorde gezinssituatie. In Amsterdam heeft het Instituut voor forensische jeugdpsychiatrie ‘de Derde Oever’ in samenwerking met Bureau jeugdzorg Amsterdam de ‘functionele gezinstherapie’ opgezet voor ouders en criminele jongeren. De gemeente financiert deze ‘verplichte gezinstherapie’ voor 48 gezinnen per jaar.

Te simpel

De methode is komen overwaaien uit de Verenigde Staten, waar zij begin zeventiger jaren is ontwikkeld. De resultaten dáár zijn bemoedigend: vijftig procent minder recidive. De therapie duurt drie tot zes maanden, waarbij een therapeut wekelijks een uur tot anderhalf uur met het gezin werkt. Het begint met de motivatiefase, waarbij de therapeut er in moet slagen voor ieder gezinslid duidelijk te maken dat zij er zelf ook iets aan hebben. Dan volgt de gedragsveranderingfase, waarin ouders en kinderen vaardigheden leren hoe te onderhandelen, met regels omgaan en conflicten oplossen. Tot slot is er de generalisatiefase, waarin het geleerde wordt uitgebreid naar de omgeving; de school, de straat, onder vrienden.

De rol van ouders in het criminele gedrag van hun kind wordt overschat, vindt Bas Levering, pedagoog aan de Universiteit van Utrecht. ‘Criminaliteit zit in de samenleving, niet in de opvoeding. Als er veel factoren in de opvoeding ontbreken, betekent dat niet dat het sowieso fout gaat met het kind. Criminaliteit bij jongeren wordt veroorzaakt door een complex aan factoren.’ Op zich is er niks mis met het aanbieden van hulpmiddelen aan ouders die ze vrijwillig kunnen gebruiken bij de opvoeding, vindt Levering, ‘maar dan dient het een ander doel, namelijk de opvoeding en niet de vermindering van de jeugdcriminaliteit.’

Ook Trees Pels, onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut voor maatschappelijke vraagstukken, is van mening dat er te veel nadruk ligt op het belang van opvoedingsondersteuning. ‘Het geldt als een panacee, een wondermiddel in het kader van de door de politiek gelanceerde normen- en waardendiscussie. Het lijkt dan ook vooral om allochtone gezinnen te draaien. De idee is: als het maar goed gaat met de opvoeding, is er ook minder criminaliteit. Dat is een te simpele voorstelling van zaken. Crimineel gedrag heeft ook te maken met perspectief, moeite hebben het onderwijs bij te benen, discriminatie op de arbeidsmarkt en bejegening vanuit de samenleving.’

Pels heeft twee jaar geleden – met collega’s van de universiteit Nijmegen – onderzoek gedaan naar de vragen en behoeften van allochtone ouders van jeugdigen, die in aanraking kwamen met justitie. Daaruit bleek dat een meer actieve benadering van de ouders door instanties zeer wenselijk is. Tweevijfde van de ouders wilde meer informatie en tweevijfde had behoefte aan opvoedingsondersteuning. ‘Het probleem is dat er weinig aanbod is voor ouders, allochtoon of autochtoon, met puberkinderen. Gezinnen willen steun, de vraag is: hoe kom je binnen.’ Niet door een opvoedcursus te verplichten, volgens Pels. Er zijn ouders die de problemen ontkennen en vinden dat de instanties het maar uit moeten zoeken, uit machteloosheid. ‘Zelfs dan kom je met dwang nergens. Je kunt beter op een vorm van bemoeizorg inzetten. Door te kijken naar het complex van problemen waarin zo’n gezin zich bevindt. Dan kan je samen met de ouders naar een weg zoeken hoe de problemen met het kind op te lossen.’

Verplichten

Verplichten is wel degelijk een optie, vindt Nita van Veluw. Zij is pedagoog en projectleider van ‘Ouders van tegendraadse kinderen,’ dat wordt ontwikkeld door het expertisebureau Jeugd Samenleving en Opvoeding (JSO) in Dordrecht. In opdracht van de ministeries van Justitie en VWS en van de provincie Zuid-Holland werkt het bureau verschillende interventies uit, waaronder ook opvoedcursussen voor ouders van kinderen met – verhoogde kans op – strafbaar gedrag. Ouders moeten betrokken worden bij de criminele problemen van hun kinderen, vindt Van Veluw, ‘want in de oorzaken voor criminaliteit speelt de omgang van ouders en kinderen altijd een belangrijke rol. Het probleem is juist dat ouders nooit wordt gevraagd of er aandacht is voor hun positie. ‘Niemand die vraagt: “En wat is er met u gebeurd toen uw kind in aanraking kwam met de politie?’

Of de jeugdcriminaliteit daar minder van wordt? Van Veluw betoogt dat het zeker invloed heeft. ‘Niet als losstaande aanpak, maar wel in combinatie met de aanpak van het kind én van de omgeving, de buurt bijvoorbeeld. Dat laatste is een taak voor het lokaal beleid.’

Is de verplichte opvoedcursus een echte optie? Wel als we ouders verantwoordelijk houden voor hun kinderen, vindt Van Veluw. ‘Dan mag je ze ook aanspreken op die verantwoordelijkheid en op het besef eens na te denken over de omgang met het kind. De wet zou er wel voor veranderd moeten worden, erkent Van Veluw. Want met de huidige wetgeving kunnen ouders niet verplicht worden, er is geen sanctiemogelijkheid. ‘In situaties van grote onmacht, waarin gezinnen vaak zitten, moet het toch mogelijk zijn ander gedrag aan te leren tussen ouders en kinderen. In Engeland, waar de verplichting wél wettelijk is gelegitimeerd via een zogenoemde parenting order, werkt het met succes.’

De projectleider loopt overigens wel aan tegen de vraag wie de ouders moet bereiken. ‘Dat zouden mensen moeten zijn die dichtbij het gezin staan; de beroepskrachten. Maar wij merken dat zij heel erg kindgericht denken en handelen. Die omslag moeten beroepskrachten leren maken: ook oudergericht denken. Dat heeft met attitude te maken: benader je de ouder met het wijsvingertje of neem je ze serieus.’

Verschil in aanpak

In de methodieken die het expertisecentrum JSO ontwikkelt wordt vooralsnog geen onderscheid gemaakt tussen interventies voor allochtone of voor autochtone ouders. ‘Natuurlijk zijn er verschillen, maar die zijn niet groter dan de verschillen tussen diverse witte gezinnen,’ vindt Van Veluw. ‘De methodieken zijn zodanig ontwikkeld dat ze voor alle ouders geschikt zijn. Iedereen, allochtoon of autochtoon, kan uit verschillende opvoedingsvaardigheden kiezen die bij henzelf passen.’

In Amsterdam constateert men wel een verschil in aanpak, maar het uitgangspunt van de functionele gezinstherapie is nu juist om aan te sluiten bij de verhoudingen in dat specifieke gezin. ‘Als je bijvoorbeeld bij een Marokkaans gezin binnenkomt waar vader het absolute hoofd is en moeder en de kinderen accepteren dat, tast je die verhouding ook niet aan. Wil de zoon meer ruimte en vader wil dat niet geven, dan richt de therapeut zich op dat probleem. Hij probeert een manier te vinden waarbij vader de controle houdt en zoon meer vrijheid krijgt.’

Verplichten of niet, de opvoedcursus is een – politiek – hot item. Het wordt gezien als een wondermiddel voor de jeugdcriminaliteit. Want als die pubers thuis maar goed worden aangepakt of er in het gezin beter met hen wordt gecommuniceerd, dan komt het allemaal goed. De deskundigen weten dat er verder gekeken moet worden dan de opvoeding alleen. Ze zijn het over een ding eens: opvoedcursussen moeten aansluiten bij wat er leeft in het gezin.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.