Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Mijn vader stierf met het gevoel dat ik hem in de steek liet’

'Een levensinvulling', zo ziet de jonge Ernst Jansz de zorg voor zijn door de oorlog getraumatiseerde vader. Als zijn vader overlijdt, belandt Ernst, dan zeventien, in een zwart gat. Pas decennia later komt hij daaruit, met dank aan de muziek. En een psychiater.
Foto: Carilijne Pieters

‘Mijn vader was heel snel uit zijn evenwicht, hij trok zich dan letterlijk en figuurlijk terug; hij was niet meer bereikbaar. Dus de kunst was om die momenten ofwel uit te stellen, ofwel te verhelpen en ik was daar erg goed in. Ik ging met hem schaken, of vogels kijken. Of ik speelde Chopin voor hem op de piano, zijn lievelingscomponist. En ik deed mijn best voor hem op school – ik was een heel goeie leerling. Ik deed alles voor mijn vader; dat was mijn levensinvulling.’

Ernsts vader is in de jaren ’30 vanuit Indonesië, toen officieel nog Nederlands-Indië, naar Nederland gekomen om Nederlands te studeren. Op een dansavond ontmoet hij Ernsts moeder. Ze trouwen en zijn van plan naar Indonesië te gaan (‘Ze hadden de tickets voor de boot al’), maar dan breekt de oorlog uit: samen sluiten ze zich aan bij een verzetsgroep van voornamelijk Indische jongens.

Tegen het eind van de oorlog worden ze beiden gepakt. Zijn moeder zit vijf weken gevangen in het beruchte Oranjehotel in Scheveningen, zijn vader belandt via de dodencel aan de Amsterdamse Weteringschans in kamp Amersfoort. Hij komt eruit als een gebroken en getraumatiseerd man, blijkt in de loop van de tijd. Soms ‘schuilt’ hij thuis achter een boekenkast die hij van de muur heeft geschoven, of hij staat huilend in een hoek van de kamer, vertelt Ernst in een filmpje gemaakt voor War Child.

Je moeder was niet getraumatiseerd?

‘Wonderlijk genoeg heeft zij er niets aan overgehouden. Ze was een zeer lichtvoetige, open, sprankelende vrouw. Misschien ook een beetje als tegenwicht tegen mijn vader, die heel zwaar op de hand en somber was. En overbezorgd naar mij en mijn zus.’

Wisten jullie als kind waardoor dat gedrag van je vader kwam?

‘Door de oorlog – dat is ons denk ik wel eens verteld. We wisten ook dat ze in het verzet hadden gezeten. Daar vertelden ze wel eens over, maar alleen de stoere verhalen, niet de nare, traumatische ervaringen. En misschien dat de term kampsyndroom later ook wel eens is gevallen, toen mijn vader naar een psychiater ging. Dat hij daar heen ging, wisten we wel, maar verder werd daar eigenlijk niet veel over gesproken.’

Was er ook hulp voor jullie als gezin?

‘Nee. Achteraf gezien had ik het misschien wel fijn gevonden om er met iemand over te praten. Anderzijds, op dat moment had hulp het misschien ook juist zwaarder gemaakt, me doen beseffen hoe naar het was – en dat ik als kind die rol natuurlijk niet hoorde te hebben. Maar ik ging er niet onder gebukt om voor hem te zorgen. Ik vond dat een goede rol, die ik met blijmoedigheid vervulde. Ik was geen ongelukkig kind, ik werd pas ongelukkig toen mijn vader overleed.’

Ernst Jansz (Amsterdam, 1948) werd beroemd als toetsenist en zanger van Doe Maar, de band die hij in 1978 oprichtte en die een van de succesvolste bands uit de Nederlandse popgeschiedenis zou worden. Behalve veelzijdig muzikant en singer-songwriter, is Jansz ook schrijver en illustrator van vijf boeken, waarvan drie autobiografisch. Ernst is getrouwd en vader van een zoon (27) en een dochter (26). Komend seizoen speelt hij de theatertour In Concert en zal Doe Maar ook weer enkele concerten geven.

Met de dood van zijn vader, die overlijdt aan kanker, is Ernst het doel in zijn leven kwijt. ‘Ik wist echt niet meer wat ik met mezelf en mijn leven aan moest.’ De grootste klap komt echter als zijn zus in een Bijbel een aan hem gerichte brief van zijn vader vindt. ‘Hij schreef daarin onder andere over zijn eenzaamheid en dat ik hem, als laatste, ook verlaten had. Dat kwam aan als een doodsklap: dat hij dat zo gevoeld had, vond ik verschrikkelijk. En ik kon het natuurlijk niet meer goedmaken. Ik heb me daar jarenlang enorm schuldig over gevoeld.’

Waar kwam dat gevoel bij je vader vandaan denk je?

‘Toen ik naar de middelbare school ging, ging er een heel nieuwe wereld voor me open. Voor het eerst had ik een echte vriend, en vriendinnetjes op wie ik stapelverliefd was. Ik kreeg daardoor wat meer een eigen leven. Dat zal hij moeilijk hebben gevonden. Ik was nog steeds zo trouw als wat aan mijn vader, maar dat heeft hij blijkbaar niet gezien of gevoeld – dat is het trieste.’

En het was natuurlijk ook niet jouw taak of verantwoordelijkheid om zijn eenzaamheid of somberheid te verlichten.

‘Dat klopt – en dat weet ik nu. Maar toen vond ik het zo verschrikkelijk dat hij was gestorven met het gevoel dat ik hem in de steek had gelaten. En ik kon niet met dat verdriet en schuldgevoel omgaan: ik ben als een oester dichtgeklapt.’

Je sprak er met niemand over? Ook niet met je moeder of zus?

‘Nee. Mijn vriendinnetje probeerde me wel te troosten, maar dat lukte niet, ze bereikte me niet. Ze had het overigens vlak voor mijn vader overleed, uitgemaakt – daar had ik ook veel verdriet van. Maar ik was voor niemand bereikbaar – net als mijn vader vroeger.’

Dit is het eerste deel van een langer artikel in Zorg+Welzijn Magazine. Het volledige artikel lezen en/of het magazine zes keer per jaar ontvangen? Word dan abonnee!

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.