Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Geestelijk verzorger Rieke Mes over gebrek aan zorg voor dementerenden: ‘Patiënt wordt te lang thuis gehouden’

Het beleid om demente ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen is doorgeschoten, vindt geestelijk verzorger Rieke Mes. Zij begeleidde jarenlang demente mensen in verpleeghuizen en schreef daar een boek over. 'Meer verpleeghuisplaatsen zijn hard nodig. Maar beleidsmakers sluiten hun ogen, want mantelzorgers zijn goedkoper.'

De grens is bereikt, meent Rieke Mes. Er is een

chronisch tekort aan verpleeghuisbedden voor demente ouderen. ‘Opnames komen

bijna alleen nog in crisissituaties voor, als er thuis levensbedreigende dingen

gebeuren. En zelfs dàn. Dementerenden moeten niet ten koste van alles thuis

worden gehouden.’ Maar laat er geen misverstand over bestaan: de demente mens

kan het beste thuis worden verzorgd, benadrukt Mes. ‘Maar als je aangekomen bent

bij 24-uurs zorg, dat kan een mantelzorger bijna niet volbrengen. De verzorger

is gevangene in eigen huis; alles moet op slot zodat de patiënt niet kan

weglopen. Vaak durft men niemand binnen te laten omdat men zich schaamt voor het

vreemde gedrag. Dit soort situaties wordt steeds ernstiger. Maar er is

onvoldoende plaats in verpleeghuizen om deze zwaar dementen op te nemen. En er

is te weinig personeel om meer mensen in verpleeghuizen te verzorgen.’ Rieke Mes

is geestelijk verzorgende in de psychogeriatrische verpleeghuiszorg. Zij

begeleidt al meer dan tien jaar demente ouderen in verpleeghuizen. ‘Bij

zingevingsvragen,’ zo vat zij haar werk samen. ‘Vragen over leven, dood en

welzijn. Mensen worden vergeetachtig, komen bij de huisarts en in de polikliniek

terecht, en krijgen te horen: “Mevrouw, u hebt Alzheimer en wij kunnen daar niks

aan doen”. De patiënten gaan verder met een leven vol angst, woede en

depressies. Ze denken: “wat moet ik nog met mijn leven?” Daar praat ik met ze

over. En over wat belangrijk is geweest in hun leven.’

Religie en geloof zijn bij de huidige bewoners van verpleeghuizen in de

regio Den Bosch – het werkgebied van Mes – niet zelden het aanknopingspunt. Voor

Mes een vertrouwd terrein. Zij heeft theologie gestudeerd en is pastor in een

parochie geweest. Dat betekent niet dat de geestelijk verzorgende alleen over

het geloof praat. ‘In mijn studie heb ik informatie gekregen over allerlei

richtingen en stromingen die belangrijk kunnen zijn in het leven van mensen. In

het verpleeghuis kom je alle gezindten tegen.’ Over het proces van dementie en

geestelijke zorg voor dementerenden is verbazingwekkend weinig bekend,

constateerde Mes toen ze zich in de materie ging verdiepen. Daarom heeft ze zelf

een boek geschreven. In ‘Het ogenblik bewonen’ beschrijft ze hoe de geestelijke

zorg het best kan aansluiten bij het geloof en de belevingswereld van de demente

mens.

Tijdens haar ‘ontdekkingstocht’ kwam Mes veel ellende tegen. ‘Dementie

is een ziekte waar je niet beter van wordt, er is geen medicijn tegen. Je

persoonlijkheid en het geheugen verdwijnen. Het tast je geest aan. Dat is een

van de ergste dingen die je in het leven kan overkomen. In de eerste fase van

het proces zijn mensen zich daar heel goed van bewust. Dat roept veel angst en

agressie op, omdat men de controle over zichzelf verliest. Tijdens een

kerkelijke dienst in het verpleeghuis raakte een dementerende man totaal in

paniek. Hij woonde nog thuis en kwam bij ons voor een dagactiviteit. Hij was

plotseling zijn oriëntatie volledig kwijt en wist niet meer of hij vooruit,

achteruit of zijwaarts moest gaan. Dat is schrijnend. Het is heel belangrijk dat

mensen vooral in deze eerste fase van dementie worden begeleid. Want hoe kun je

met deze tragiek in het leven omgaan?’

U noemt het beleid om dementerenden zo lang mogelijk thuis te

houden tragisch.
‘Opname in een verpleeghuis geschiedt bijna

alleen nog in crisissituaties. Dat kan niet, er zijn te weinig bedden en er is

te weinig personeel. Ik vind dat mensen verzekerd moeten zijn van een plaats in

het verpleeghuis als het nodig is, als de naaste omgeving de zorg niet meer kan

dragen. De thuiszorg kan de verzorgende huisgenoot enigszins ontlasten. Maar ze

biedt onvoldoende 24-uurszorg.

Het is soms onthutsend om te zien hoe familie of bekenden omgaan met

een demente. Dan gaan ze vlak voor de patiënt staan: “Ken je mij niet? Weet je

dan niet wie ik ben?” Het is belangrijk dat ook het verzorgende familielid

gecoacht wordt in de omgang met dementen. Een demente vrouw zei tegen mij:

“Liefst zou ik dood willen. Ze doen alles achter mijn rug om.” Maar de partner

en de familie hadden het beste met haar voor door haar alle werk uit handen te

nemen. Familieleden willen vaak ook dat de demente zo lang mogelijk thuis

blijft, maar het probleem is dat je knettergek wordt van de volledige zorg voor

een zwaar dement mens.’

Sluiten de beleidsmakers hun ogen voor de

nood?
‘Ja, zij onderschatten welke problemen zich in de

thuissituatie voor doen. Ik denk dat het een kwestie is van geld. Thuiszorg en

mantelzorg zijn goedkoper. Het beleid om mensen langer thuis te houden gaat uit

van de vooronderstelling dat er thuis mensen zijn die de zorg op zich nemen.

Maar die mantelzorgers zíjn er niet meer. De hele vermaatschappelijking van de

zorg, die sterk wordt uitgedragen, staat haaks op de ontzorging die onze

samenleving doormaakt. We hebben minder tijd om voor elkaar te zorgen. Dat komt

ook voort uit het individualisme, ja. Maar het is voor mij niet bij voorbaat een

negatieve ontwikkeling. We zorgen nog wel degelijk voor elkaar als het er echt

op aan komt. Ik kom ook mensen tegen die hun baan tijdelijk opzeggen om voor hun

demente moeder te zorgen. Ik kom veel buurvrouwen tegen die de handen uit de

mouwen steken. Maar de zorg door familie zit niet meer verankerd in onze

samenleving. Dus moet die zorg worden gestructureerd. De ketenzorg is een goede

ontwikkeling, als het niet zo bureaucratisch zou zijn. Ik zie instanties

eindeloos met elkaar praten, mooie schema’s maken. Maar de demente vrouw die in

de zomervakantie hulp nodig had, kreeg twaalf verschillende mensen over de

vloer. Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Ik zie meer in een

persoonlijke zorgcoördinator, die het hele zorgproces van een cliënt kan sturen

volgens de behoeften van die cliënt.’

En de verpleeghuizen, hoe komen die aan meer

bedden?
‘In de eerste plaats moet er een grote campagne komen

om het beeld uit te dragen dat werken in de zorg erg leuk is. Inderdaad, als de

verzorgenden daar de tijd voor krijgen. Werkers in de zorg zouden daar zelf ook

iets aan kunnen doen. Je hoort van hen alleen maar hoe slecht het is, hoe hard

ze moeten lopen. Verder denk ik dat er veel efficiënter kan worden gewerkt.

Verzorgenden in verpleeghuizen werken altijd volgens een vast patroon: elke

ochtend goed wassen en om acht uur iedereen aan het ontbijt. Dat is een stramien

waar men van af moet. Wat is er tegen om niet iedereen elke ochtend te wassen of

een cliënt ‘s middags te wassen? Om mensen te laten uitslapen als ze dat willen

en om tien uur te ontbijten? Dat is niet bespreekbaar.

In ken de verhalen van omstandigheden in verpleeghuizen waar mensen met

moeite een keer in de week onder de douche kunnen. Ik ben dat soort situaties

nooit tegen gekomen. Ik zie wel dat er te weinig creatief wordt ingespeeld op de

behoeften van patiënten en de mogelijkheden. De zorg kan veel praktischer worden

ingericht. De werkelijke veranderingen zullen van de leidinggevenden moeten

komen. Maar ik zie dat nergens gebeuren. Ik ben in veel verpleeghuizen geweest,

maar zie zelden mensen die een visie hebben en kunnen inspireren. In de zorg

zitten veel mensen die ‘op de winkel passen’. We hebben in onze tijd echter

mensen nodig die andere wegen durven gaan, managers en zorgmedewerkers die

dromen waar durven maken.’

Is er in de toekomst nog iets te doen voor de geestelijke

verzorgende in deze tijden van secularisatie?
‘De ouderen van

nu voelen zich over het algemeen nog veilig binnen een bepaalde geloofstraditie.

Over tien jaar is dat veel minder, over twintig jaar nóg minder. Voor ons,

geestelijk verzorgers, is het inderdaad de vraag hoe we dan ons vak moeten

invullen. Ik denk dat we bij de begeleiding ook dan uit gaan van de rode draad

in iemands leven. Maar het leven heeft steeds minder een duidelijke lijn. Veel

vrouwen die nu in het verpleeghuis zitten, leefden om te zorgen. Vraag naar de

kinderen en ze leven op. De huidige generaties die straks in het verpleeghuis

komen, kennen een leven van meerdere cyclische processen; studie, werk,

kinderen, oude dag. Dat betekent dat we op een andere manier moeten zoeken naar

de rode draad.’/Carolien Stam

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.