Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Cliënten krijgen minder zorg na een jaar Wmo

De overgang van de huishoudelijke zorg naar de Wet maatschappelijkeondersteuning leidt tot verborgen zorgbehoefte. Cliënten krijgen minder zorg, maar durven of kunnen niet reclameren. De berichten over dramatische effecten van de veranderingen in de huishoudelijke zorg stapelen zich op.

Door Carolien Stam – ‘Er komen nauwelijks klachten binnen’, zei staatssecretaris Jet Bussemaker nog in een interview met Zorg + Welzijn in september 2007. De meldactie van cliëntenorganisaties voor klachten over de Wmo had toen zo’n 700 meldingen opgeleverd. Bij de Socialistische Partij, die een eigen meldpunt had, kwamen 1200 meldingen binnen. ‘Ik ben er niet van overtuigd dat de verschuiving binnen de huishoudelijke zorg structurele problemen teweeg zal brengen’, zei Bussemaker.
Maar ondertussen stapelen de berichten over dramatische effecten van de veranderingen in de huishoudelijke zorg zich op. Eind december 2007 berichtte het documentaire programma Zembla over vijftigduizend ouderen die hun professionele thuishulp kwijtraken nu ze voor 2008 opnieuw geïndiceerd worden. In de geschreven pers duiken berichten op over cliënten als mevrouw Coenen-Haverkamp uit Vaassen, 94 jaar, die minder uren thuishulp van de gemeente krijgt (van 6,9 uur naar 4,5 uur). Haar zoon stemde maar in met het – telefonische – voorstel van de gemeente voor een indicatie van 4,5 uur, want het zou vergelijkbaar zijn met de ‘oude hulp’. Mevrouw Coenen kreeg een alfahulp, maar die kwam begin januari niet eens opdagen, want de thuishulporganisatie had onvoldoende hulpen beschikbaar.

Meldpunt herindicatie
De meldactie in 2007 van cliëntenorganisatie Zorgbelang Nederland en de Landelijke Organisatie Cliëntenraden laat zien dat de indicatie voor 38 procent van de melders negatief was uitgevallen, 30 procent weet niet of het positief of negatief was en voor slechts 10 procent van de melders was de indicatie positief. De eerste resultaten van een nieuw meldpunt (her)indicatie, dat op 10 januari dit jaar is gestart, zijn nog slechter: 72 procent van de melders is het niet eens met het indicatieadvies.
Het meldpunt (her)indicatie is opgezet door zes cliëntenbelangenorganisaties omdat 300.000 cliënten voor 2008 een nieuwe of een herindicatie hebben gekregen van hun gemeente. In de eerste twee weken van januari waren er al meer dan 100 meldingen binnen.De melders geven aan dat de hoeveelheid zorg is verminderd en de indicatie vaak niet goed verloopt omdat die telefonisch wordt gedaan. Op die manier wordt geen goed beeld verkregen van de persoonlijke situatie van de cliënt. Bovendien vinden de cliënten dat degene die indiceert vaak onvoldoende deskundig is. Veel mensen klagen over wisselende en onkundige hulpen. Ook het persoongebonden budget wordt lager, aldus de cliënten die zich bij het meldpunt laten horen.

Gezinsleden
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten laat weten dat gemeenten altijd open staan voor verbeteringen, ‘Maar als je de honderd meldingen tot nu toe afzet tegen de 300.000 herindicaties, zijn er toch nog veel mensen tevreden’, relativeert Frea Broekman, woordvoerder Wmo van de VNG. Dat blijkt volgens haar ook uit diverse tevredenheidsonderzoeken in gemeenten over de uitvoering van de huishoudelijke zorg. De vermindering van het aantal uren zorg bij de herindicaties verklaart de VNG vooral door de toepassing van het protocol: ‘gebruikelijke zorg’ in de Wmo. ‘Daarbij wordt gekeken naar wat gezinsleden nog kunnen bijdragen aan het huishouden. Als blijkt dat gezinsleden meer ingezet kunnen worden, wordt het aantal uren zorg iets verminderd’, aldus Frea Broekman van de VNG.

Gert-Jan Bloemendal van cliëntenorganisatie Zorgbelang bestrijdt dat argument van de VNG: ‘Deze regel is al onder de AWBZ opgesteld. Door de systeemwijziging van de huishoudelijke zorg van AWBZ naar Wmo kan elke gemeente dit protocol naar eigen inzicht gebruiken. Ik denk niet dat je huisgenoten nog meer moet belasten met de zorg die nodig is voor een cliënt.’

Top van de ijsberg
Bloemendal vindt de ruim honderd klachten die in twee weken bij het meldpunt (her)indicatie zijn binnengekomen wel degelijk zorgelijk: ‘Als 72 procent aangeeft dat ze het huishouden onvoldoende zelfstandig draaiende kunnen houden, dan is dat niet in overeenstemming met het doel van de Wmo, namelijk te zorgen dat mensen mee kunnen doen.’Sterker nog, het is maar de vraag of iedereen die getroffen wordt door vermindering van zorg door een nieuwe indicatie, ook gaat klagen. Gré Leutscher is medewerkster bij het informatie- en klachtenbureau gezondheidszorg (Ikg) regio Rijnmond. ‘Veel mensen realiseren zich niet wat er gaande is. Pas als ze ineens meer eigen bijdrage gaan betalen, denken ze: “Oei”. Het is vooral voor oudere cliënten ook niet bij te houden. Voor de meesten is het pgb abracadabra. Ik denk dat we nog maar het topje van de ijsberg binnen krijgen.’

Telefonisch of huisbezoek
De gemeenten zijn sinds de Wet maatschappelijke ondersteuning verantwoordelijk voor de (her)indicaties huishoudelijke zorg. Elke gemeente blijkt dat op haar eigen manier te doen: telefonisch of in combinatie met huisbezoek. In welke situatie de zorgconsulent van de gemeente op huisbezoek gaat, is weer ter beoordeling van de betreffende gemeente. Voorheen werden de indicaties door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gedaan, die dat overigens ook voornamelijk telefonisch deed. De thuiszorgorganisatie kon zelf bepalen of dan een huishoudelijke hulp 2 (met meer zorgtaken) werd ingezet of een hh 1.
Het maakt nogal verschil welke gedachte je achter de indicatie hanteert, constateert Gert-Jan Bloemendal van Zorgbelang: ‘Als je indiceert op de zorgbehoefte, dan kan je daar ook andere zaken als steunkousen aantrekken, voeding en administratieve taken bij meenemen. Als je de indicatie alleen beperkt tot de vraag of er schoongemaakt moet worden, is dat een ander uitgangspunt.’

De gemeente Almere indiceert in eerste instantie telefonisch. Als er sprake is van complexere zorg gaat een zorgconsulent op huisbezoek. ‘De telefonische indicatie is op basis van de ziektebiografie van de cliënt, van zijn beperkingen, mogelijkheden voor mantelzorg en gekeken wordt naar de activiteiten die de cliënt kan doen’, aldus woordvoerder Peter Spek van de gemeente Almere. ‘Natuurlijk is er ook een foutmarge met de telefonische indicaties. Treft de hulpverlener een andere situatie aan dan is geïndiceerd, dan koppelt zij dat terug naar de gemeente. Bijvoorbeeld als zij een sterk vervuild huishouden aantreft.

Dan gaat een consulent op huisbezoek om de situatie op te nemen.’ Woordvoerder Spek bevestigt dat voor uitsluitend huishoudelijk werk een hh 1 wordt ingezet. Alleen poetsen dus.

U kunt het hele artikel lezen in Zorg + Welzijn Magazine nummer 2, februari 2008

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.