Door Carolien Stam – ‘Investeren in de professionalisering van het welzijnswerk.’ En: ‘Openstaan voor nieuwe spelers op het gebied van welzijn, zoals woningcorporaties’.

Staatssecretaris Bussemaker Van Volksgezondheid Welzijn en sport wil af van de ‘verzakelijkte relatie tussen gemeente en welzijnsinstellingen’ en nieuwe inhoud geven aan welzijnsbeleid binnen de Wmo.

Landelijke conferentie
Die vernieuwing wil ze stimuleren met debat en een landelijke conferentie. Maar ook met voorbeeldbeleid, zoals met pilots en met het programma ‘Beter in Meedoen’, dat dit jaar is gestart. Nieuwe methodieken en ‘evidence based’ interventies moeten breder verspreid worden en doorvertaling krijgen in de opleidingen van professionals.

Hardnekkige problemen
Dit alles met als doel de relatie van welzijnsinstellingen en gemeenten met de burger te verbeteren. Die kent volgens de staatsecretaris ‘hardnekkige problemen’. ‘Tussen gemeenten en instellingen heeft de nadruk heeft te veel gelegen op het controleren en afrekenen,’ schrijft Bussemaker in de voortgangrapportage. Ze wil ‘het oude welzijnsbeleid’ weer op de agenda zetten. ‘Het oplossen van maatschappelijke vraagstukken vraagt van wethouders én welzijnsinstellingen een andere houding en gedrag. De relatie tussen burger en overheid/welzijnsinstellingen is het aangrijpingpunt,’ aldus Bussemaker.

Prestatievelden verbinden
Tevreden is de staatssecretaris over de vernieuwende manier waarop met de Wmo de maatschappelijke ondersteuning vorm krijgt. Zij vindt dat de meeste gemeenten de Wmo goed oppakken door de negen prestatievelden met elkaar te verbinden. Als voorbeeld geeft ze onder andere het armoedebeleid van de gemeente Tilburg en Roosendaal. Wijkteams bezoeken mensen onder het sociale minimum en verzamelen informatie over hun behoefte aan voorzieningen en mogelijkheden voor participatie.

Huishoudelijke zorg positief
Ook over de ontwikkelingen in de huishoudelijke zorg is de staatssecretaris positief. Daarin voelt Bussemaker zich gesteund door onderzoeken over de uitvoering van de huishoudelijke zorg door gemeenten en een tevredenheidsonderzoek onder cliënten. Uit dat onderzoek blijkt, zo stelt de staatssecretaris, dat de verhouding van huishoudelijke hulp 1 (het poetswerk) naar huishoudelijke hulp 2 (hulp met lichte zorgaspecten) afgelopen jaar is verschoven van 26 – 74 in 2007 naar 63 – 37 in 2008.

Personeel overdragen
Bussemaker denkt dat de aanpassingen op de wet – die zij in februari heeft voorgesteld – de meeste problemen oplossen. Ze wil dat gemeenten ervoor zorgen dat personeel van zorgaanbieders die de gunning verliezen wordt overgedragen aan de nieuwe aanbieder. Verder wil ze de inzet van alfahulpen beperken. Zorgaanbieders, die alfahulpen weer in dienst nemen, krijgen een tijdelijke financiële compensatie. Dat geldt ook voor het in dienst houden van de thuishulp A.