Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Projectleider WMO Bert Holman: ‘Mensen gaan eindelijk weer eens nadenken over wat ze doen’

Als projectleider is Bert Holman nauw betrokken bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning vanuit het ministerie van VWS. Holman en zijn team toerden daarvoor meer dan een jaar door Nederland. Hoe ver zijn de gemeenten nu met de voorbereiding? ‘Het aardige van de WMO is dat mensen weer eens moeten nadenken over wat ze doen.’
Projectleider WMO Bert Holman: 'Mensen gaan eindelijk weer eens nadenken over wat ze doen'

Martin Zuithof – ‘Ik was in Zwolle en daar vertelde de wethouder Welzijn hoe de taken verdeeld zijn. De dienst Wonen ontwerpt een nieuwe wijk en komt dan langs. Dan zeggen ze: “Geven jullie even aan waar de speeltuin moet komen. Jullie zijn toch van welzijn?” Maar als de WMO doorgaat, als het budget daarvoor veertig procent bedraagt, verlopen dit soort discussies heel anders. Ik denk dus dat welzijn een grote kans heeft.’

Welzijnswet
Bert Holman loopt zich als projectleider al een paar jaar het vuur uit de sloffen voor de introductie van Wet maatschappelijke ondersteuning. Drie, vier keer per week trad hij in allerlei zaaltjes op om de opzet en de gevolgen nieuwe ‘welzijnswet’ uit te leggen. Door de WMO hebben gemeenten vanaf 1 januari 2007 tot taak mensen met beperkingen zo te ondersteunen dat ze weer volwaardig in de samenleving kunnen meedoen. Zowel de huishoudelijke verzorging vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de Wet voorzieningen gehandicapten als de vroegere Welzijnswet vallen daarom onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.

Twee stromenland
‘De burger zal door de WMO straks veel meer kansen hebben om te participeren in de samenleving ook als hij zelf niet meer zo goed kan’, is de overtuiging van Bert Holman. ‘Hij krijgt straks invloed op zijn wijk, op de manier waarop het welzijnswerk georganiseerd is. Op de manier waarop de woningbouwcorporatie samenwerkt met andere instellingen en het zo mogelijk maakt dat mensen langer thuis kunnen wonen. Die kansen biedt de WMO.’
Holman ziet een twee stromenland bij de gemeenten. Grofweg de ene helft kiest voor een ‘smalle’ invoering van de WMO: zij regelen eerst de huishoudelijke verzorging en in de loop van 2007 daarna de rest. De andere helft begint meteen ‘breed’ en kiest voor een complete herziening van het welzijns- en ondersteuningsbeleid.


Verschillende gemeenten zeggen dat er niet zo veel verandert. Een ambtenaar zegt bijvoorbeeld: we besteden de thuiszorg wel zo aan dat de huidige instelling de opdracht krijgt.
‘Iedereen die bij aanbesteden leep probeert te zijn, gaat nat. Je mag geen eisen stellen die er toe leiden dat je iemand bij voorbaat uitschakelt. Na het debat in de Eerste Kamer heeft de staatssecretaris nog een brief gestuurd: “Discrimineer nou niet. Een aanbieder die tekort gedaan wordt, weet precies hoe de vork in de steel zit”. Je mag niet vragen dat een instelling een netwerk in de regio heeft, maar je mag wel vragen dat een aanbieder zich goed in de regio nestelt en goede contacten onderhoudt met andere aanbieders. Instellingen die zich benadeeld voelen stappen naar de rechter. Dan kunnen er strenge sancties volgen: de gemeente kan de aanbesteding opnieuw moeten doen of de benadeelde aanbieder kan tien procent van de aanbiedingssom eisen.’

Hoe ziet u de ontwikkeling van het Europese aanbesteden? Krijgen we Poolse thuiszorg?
‘De mensen die nu piepen over aanbesteden, hoe kunnen die daar nou eigenlijk tegen zijn? Bijna alle Kamerleden begonnen over aanbesteden. Alle koepelorganisaties vonden het vreselijk. Er zijn zulke interessante verhalen te houden over de WMO. Hoe kun je de integratie aanbrengen met de Wet werk en bijstand? Hoe kun je slimme wijken maken? We barsten van de goede voorbeelden. Dan moet de discussie toch over de inhoud gaan en niet over zo iets oninteressants als aanbesteden?’

Hoe oninteressant is het als een grote thuiszorgaanbieder een deel van zijn opdracht verliest aan een schoonmaakbedrijf?
‘Stel u bent wethouder in Rotterdam. U zegt tegen Thuiszorg Rotterdam: jullie moeten elf procent van de prijs afhalen of ik zoek een andere aanbieder. In dat geval zijn er ineens drieduizend Rotterdammers werkloos. Wat zou de gemeenteraad dan doen? Het zijn dus spookverhalen. Een gemeente kan wel tien procent weghalen van de traditionele aanbieder en kijken of iemand anders het ook goed kan. Dat is toch veel interessanter.’ ‘Neem de AWBZ, waar alles uurtje-factuurtje gaat. Als de thuiszorg dat nou eens zou afschaffen en de tijd die ze dan overhouden aan zorg zou besteden. Als ze de hele Schilderswijk nou eens voor een vast bedrag zouden doen? Als ze eens verbindingen zouden leggen met de eerstelijnsgezondheidszorg en probleemsituaties bij de GGD zouden signaleren? Dat inhoudelijk debat moet de wethouder met de thuiszorg voeren.’

In hoeverre moeten ook binnen het gemeentelijk apparaat de schotten worden doorbroken voor de WMO?
‘Het aardige van de WMO is dat ambtenaren en professionals weer eens moeten nadenken over wat ze vanuit het perspectief van de burger moeten doen. Dat is vaak het begin van een andere aanpak. Er ontstaan nieuwe dwarsverbanden tussen de welzijnsdienst en de sociale dienst, tussen de WMO en de Wet werk en bijstand. Hoe kan je nou participatie en reïntegratie combineren? Als je voor de WMO onderhandelt met een thuiszorgorganisatie over de huishoudelijke verzorging, is het dan niet een idee om hen een aantal reïntegratieplekken aan te bieden voor mensen die aan het werk willen?’

U zegt dat de inbreng van de burger goed is geregeld. Uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut bleek in mei dat slechts een op de vier gemeenten de inbreng van cliënten bij het WMO-beleid al heeft geregeld.
‘Waardeloos onderzoek. De wet was nog niet aangenomen en het Verwey-Jonker Instituut gaat al onderzoeken hoe het staat met de inspraak op de wet. Die ambtenaren kenden de definitieve wet nog niet eens. Hoe kan je nou de gemeenten verwijten dat ze nog niet met patiënten- en cliëntenorganisaties over die wet hebben gesproken, als die wet er nog niet is? Uit onze monitor blijkt dat de gemeenten op het juiste moment met die patiënten- en cliëntenorganisaties aan de slag gaan.’

Maar burgerparticipatie in brede zin? Volgens een directeur van een grote welzijnsinstelling is er heel weinig aandacht voor samenlevingsopbouw en gaat alle aandacht uit naar zorg.
‘De staatssecretaris heeft in de Eerste Kamer in juni nog eens benadrukt dat de WMO geen zorgwet is, maar een participatiewet. Ze verwees naar de uitspraak: “Als je een euro investeert in welzijn, bespaar je tien euro op zorg.” Misschien is dat wat overdreven, maar laat het eens drie euro zijn. En vaak zijn welzijnsvoorzieningen in de preventieve sfeer ook nog eens prettiger dan geconfronteerd te worden met zorgvoorzieningen. Daar ligt de grote uitdaging van de WMO. Wat hebben we straks gepresteerd als we er alleen voor zorgen dat de huishoudelijke verzorging vanuit de AWBZ naar de WMO wordt overgeheveld? De burger maakt dat geen donder uit. De grote uitdaging zijn de dwarsverbanden. In welzijnsland en bij de woningcorporaties zijn genoeg goede voorbeelden te vinden. Pak die dingen op en verspreid ze.’

De zorgplicht is door de Tweede Kamer vervangen door de compensatieplicht. Die schrijft voor dat gemeenten burgers die niet mee kunnen doen, zo moeten compenseren dat ze dat wel kunnen. Wordt dat financieel geen loden last?
‘Als je naar het financiële arrangement kijkt, zie je dat er voldoende middelen ter beschikking van de gemeenten staan. De vervoersvoorzieningen staan gewoon in de Wet voorzieningen gehandicapten, dat is nagenoeg ongewijzigd. De gemeenten krijgen genoeg geld voor de huishoudelijke verzorging. Wat er nu in de AWBZ zit, gaat schoon aan de haak over naar het Gemeentefonds. Verder krijgen gemeenten meer middelen als er meer 75-plussers komen, de vergrijzing die eraan komt wordt verrekend met het Gemeentefonds. En ook bij bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een versnelde opheffing van verzorgingscentra, waardoor de gemeenten meer ouderen te verzorgen krijgen, is er de onafhankelijke controleinstantie van het SCP en het CBS die het rijk op zijn verplichtingen wijst. Ik kan echt geen bezuiniging in de WMO ontdekken.’

Begin dit jaar leek alles bij de WMO nog over zorg en zorgplicht te gaan, nu draait alles om participatie en welzijn. Vanwaar die omslag?

‘Ik moet mezelf dwingen om participatie en welzijn te zeggen en niet zorg. Het is niet de bedoeling van de WMO om de dingen te regelen zoals in de zorg. Het maakt niet uit voor de huisartsenzorg of je in de Achterhoek woont of in Amsterdam, dat moet op dezelfde manier gebeuren. Maar het maakt wel uit of je de samenhang in een Twentse buurt moet versterken of in een Amsterdamse. Maak daarvoor dan ook geen uniforme regelgeving dat het precies hetzelfde gebeurt.’

‘Ik kom in zoveel gemeenten. Ik ken bijna elke projectleider WMO en ze zijn allemaal enthousiast. Als de WMO ingaat is straks veertig procent van het Gemeentefonds bestemd voor welzijn. Vroeger had je als wethouder niet opgelet als je de portefeuille Welzijn in je maag kreeg gesplitst. Maar als jij straks veertig procent van het Gemeentefonds beheert, ben jij straks degene die tegen de wethouder Wonen zegt: “Moet dat niet anders met die woningbouw?”

Na al die jaren waarin de W van welzijn bij VWS onder druk staat en er hele afdelingen sociaal beleid werden wegbezuinigd, gaan we het ineens weer over welzijn hebben.
‘Ik heb het hele traject meegemaakt. We zaten met een paar ambtenaren te brainstormen. We hadden een paar problemen: Ross moest laten zien dat ze iets aan de AWBZ deed. De VVD wilde de huishoudelijke verzorging schrappen uit de AWBZ en dus niks overhevelen. We hebben toen het probleem van de AWBZ en het welzijnswerk met elkaar geprobeerd te verbinden en dat is de WMO geworden.’

‘Bij de eerste voorlichtingsbijeenkomsten stonden we als VWS met de MOgroep op het podium. We waren het er helemaal over eens dat welzijn opnieuw op de beleidsagenda moest komen. De staatssecretaris gaf ons de opdracht mee: “Zet welzijn op de kaart. De W van VWS moet weer betekenis krijgen.” De nieuwe directeur van de MOgroep, Henk Luchtmeijer en ik komen allebei uit de zorgverzekeringswereld. Henk zei tegen mij: “Je mag die welzijnsinstellingen best wel wat peper in de kont stoppen, want wat ik daar aangetroffen heb, was niet best.’’’

Dit artikel is gepubliceerd in Zorg + Welzijn Magazine van 6 september 2006.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.