Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Cyriel Triesscheijn over twintig jaar anti-discriminatiewerk: ‘Weren van allochtonen leidt altijd tot discriminatie’

‘Sociaal-economische criteria om mensen buiten de stad te houden lijken objectief, maar je weet dat je allochtonen onevenredig hard treft.’ Dat zegt Directeur Cyriel Triesscheijn van de Rotterdamse Anti-discriminatie Actieraad (Radar) over het Rotterdamse plan om nieuwkomers te weren die minder dan 120 procent van het minimumloon verdienen. Onlangs vierde Radar zijn twintigjarige bestaan. Triesscheijn heeft de dader- en slachtofferrol steeds meer zien vervagen.

‘Mensen zetten niet zomaar de stap om discriminatieklachten te melden. Een medewerker van een woningcorporatie klaagde pas over racistisch gedrag op de werkvloer toen dat al drie jaar duurde. Racistische opmerkingen, een waanzinnig klantonvriendelijke houding. Woningzoekenden werden niet geholpen, slecht behandeld aan de balie. Men gebruikte mazen in het verdelingssysteem om de woningtoewijzing te sturen, zodat woningzoekenden ondanks een langere woonduur niet de woning kregen waar ze recht op hadden. Die medewerker had bij haar collega’s zoveel gezien, dat ik me afvroeg waarom ze niet eerder was gekomen.’
Radar-directeur Cyriel Triesscheijn (48), bedoelt maar: klagen over discriminatie, zeker van je collega’s is niet makkelijk.

Onlangs stelde het Sociaal-Cultureel Planbureau bijvoorbeeld dat ‘slechts’ acht procent van de bevolking veelvuldig gediscrimineerd wordt en twintig procent regelmatig. Triesscheijn, die is geridderd in de Orde van Oranje-Nassau, windt zich op over deze bagatellisering, zoals hij het noemt. ‘Bij een conservatieve schatting gaat het dan nog altijd om vierhonderdduizend gevallen. Stel dat negentig procent er niets van begrepen heeft of overdrijft, dan heb je nog veertigduizend cases. Als je kijkt naar de officiële registraties van politie, OM, antidiscriminatiebureaus bij elkaar kom je jaarlijks op drie tot vierduizend gevallen. Maar er bestaat een waanzinnige onderrapportage, mensen moeten een enorme drempel over om te klagen over discriminatie. Volgens onderzoekers Jan Donselaar en Peter Rodrigues (Anne Frank Stichting) moet je officiële registraties met minimaal vier vermenigvuldigen en in een aantal gevallen zelfs met veertig, om een realistisch beeld te krijgen.´

Vervaging

De Rotterdamse Anti-discriminatie Actieraad werd in 1983 opgericht om onderzoek te doen naar structurele vormen van rassendiscriminatie. Als eerste kreeg Radar een bureau met beroepskrachten, van wie Triesscheijn er een was. Al snel dienden zich ook klagers aan en vroegen mensen om voorlichtingsmateriaal over het nieuwe fenomeen dat in die tijd opkwam, de Centrumpartij. Min of meer onbedoeld kreeg het bureau zo de taken klachtafhandeling en voorlichting erbij. In de begintijd ging bijna honderd procent van de klachten over rassendiscriminatie, tegenwoordig is dat zeventig procent, terwijl de allochtone bevolking in Rotterdam is verdubbeld. Zestien procent van de klachten bestaat nu uit meldingen van arbeidsmarktdiscriminatie, veertien procent gaat over collectieve voorzieningen, acht procent betreft discriminatie op straat en vijf procent zijn klachten rond homodiscriminatie.

Uit recente CBS-cijfers blijkt dat hoger opgeleide allochtonen drie keer vaker werkloos zijn dan de autochtonen (tien tegenover drie procent). Is dit discriminatie? Triesscheijn is in elk geval verbaasd dat dat percentage niet hoger ligt. ‘Discriminatie gebeurt vaak in sectoren waar mensen minder weerbaar zijn. Hoogopgeleiden laten het vaak niet over hun kant gaan. Bij lager opgeleiden is het percentage nog veel hoger. Bij een teruglopende economie loopt de werkloosheid onder Turken en Marokkanen harder op dan onder Nederlanders. In moeilijke situaties wordt de trap van onderen schoongeveegd.´

In het jubileumboek ‘Radar, 20 jaar jong’ signaleert hij de trend dat bij discriminatie de slachtoffer- en dadergroepen steeds meer vervagen. ‘Afhankelijk van de context figureren mensen als dader of slachtoffer van discriminatie. Marokkaanse jongetjes die zich vervelend gedragen worden vaak geweigerd in de horeca. Diezelfde jongetjes duiken op in verhalen over homoseksuelen die geterroriseerd worden of over meisjes die in hun kont worden geknepen in het zwembad. Die complexiteit zie je nu steeds duidelijker. Als een jongetje vroeger niet meer het zwembad in mocht, kwamen de ouders. Het meisje dat lastig wordt gevallen, komt nu ook.’

Die vervaging bleek ook uit de zaken tegen imam El Moumni en Pim Fortuyn. ‘Over El Moumni, de imam die homo’s met varkens vergeleek, kregen we zeshonderd klachten. In diezelfde tijd waren we bezig met Pim Fortuyn en zijn uitspraken over de achterlijkheid van de islam en de koude oorlog die hij ertegen wilde voeren. We hebben als eerste organisatie in Nederland aangifte tegen hem gedaan. Dat was nog een half jaar voor het Volkskrant-interview waarin hij pleitte voor afschaffing van het eerste grondwetsartikel (iedereen is gelijk), vol is vol en de islam is een achterlijke cultuur.’

Opportunisme

Oud-wethouder Herman Meijer signaleerde in het jubileumboek discriminerende tendensen in de huidige Rotterdamse politiek en volgens Triesscheijn klopt dat. Hij ziet het opportunisme in de politiek toenemen. ‘Als iets scoort bij de bevolking, dan springen politici op de wagen en proberen ze mee te liften. Het spreidingsdebat verliep daardoor zeer gekunsteld en het leidt juridisch nergens toe. Dominique Schreijer (PvdA) startte het debat met een discussie over verarming van Charlois. Toen begon Leefbaar Rotterdam over een allochtonenstop, letterlijk een hek rond de stad. Vervolgens werd het debat weer omgebogen: het gaat niet om autochtoon of allochtoon, maar om sociaal-economische achterstand, om spreiding. Dan wil de PvdA weer asielzoekers buiten de stad houden. En nu ligt er een nota over demografische prognoses: de mensen met hoge inkomens verlaten de stad en tegelijk is er een versterkte aanwas van het arme deel.’

De kern is het capaciteitstekort bij de inburgering, vindt Triesscheijn. Rotterdam heeft jaarlijks vijfduizend inburgeringsplaatsen, maar er komen elk jaar tienduizend nieuwkomers bij. ‘De wachtlijst groeit dus. Stel dat dan aan de orde. Maar door hoe het debat gevoerd is, weet je dat bepaalde partijen gewoon minder allochtonen in Rotterdam willen. Sociaal-economische criteria om mensen buiten de stad te houden lijken objectief, maar je weet dat je allochtonen onevenredig treft. Daarbij zag je de domme openhartigheid van politici die zeiden dat het ze vooral om ging de allochtonen buiten de stad te houden. De eerste allochtoon die geweigerd wordt, levert meteen juridische procedures op. Bij spreidingsbeleid kun je mensen nog kansen bieden, maar een allochtonenstop resulteert per definitie in discriminatie. Zelfs Balkenende zegt dat het aantal allochtonen een probleem is. Tegelijkertijd zegt hij er bij dat hij het zo wil doen, dat hem geen verwijt van discriminatie treft.’

Politici moeten oplossingen zoeken in de buurt van het probleem, vindt Triesscheijn. Eerst kijken wat er mogelijk is, en dan pas roepen. ‘Zeggen wat je denkt, betekent niet dat je niet moet nadenken over wat je zegt. Het spreidingsbesluit van de gemeente Rotterdam is in 1979 vernietigd door de Kroon. Je hebt dus weinig mogelijkheden om te sturen in de samenstelling van de bevolking. Straks moet er een stedelijk bureau komen die beslist wie nog wel in een bepaalde buurt mag en wie niet. Wat gebeurt als er straks een Surinamer over het contigent heengaat? Daarvoor is dan weer een toetsingscommissie nodig, en een beroepscommissie en dat levert allemaal bureaucratie op. Als sociaal-economische achterstanden het probleem zijn, doe daar dan iets aan. Maak dan niet de omweg door naar woonruimteverdeling te kijken.’

In vergelijking met de jaren tachtig is het debat veel minder vrijblijvend. Bijna iedereen heeft wel allochtone collega’s of buren, of kinderen die met allochtonen op school zitten. ‘De diversiteit nam enorm toe in de afgelopen twintig jaar. Zozeer zelfs dat ik me wel eens afvraag wat we nog met elkaar delen. Iedereen heeft intussen veel meer ervaring met de schaduwkanten van de diversiteit. We zien de overlapping van slachtoffer- en dadergroepen. Dat ligt niet meer zo zwart-wit’. In de huidige tijd zit ook een ongerijmdheid, vindt Triesscheijn. ‘Aan de ene kant benadrukken mensen nu dat de samenleving niet maakbaar is, maar aan de andere kant hebben velen monoculturele dagdromen alsof die multiculturaliteit nog te sturen valt. Iedereen in deze stad ergert zich aan asociaal gedrag, hufterigheid, overlast. Daar moet je ongenadig beleid op voeren, zero-tolerance op toepassen. Het gekke is dat een gezin dat zijn huur niet kan betalen snel op straat wordt gezet. Maar bij iemand met asociaal gedrag ben je twee jaar bezig met het opbouwen van een dossier, voor je hem weg hebt.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.