Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Publiek-private samenwerking blijft struikelblok bij maatschappelijk ondernemen: Tot nut van het algemeen

Hoewel de trend van maatschappelijk ondernemen niet meer is te stoppen, staat het in Nederland nog in de kinderschoenen. Dat zeggen onderzoekers van Euricur, een onderdeel van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Er is een gat ontstaan in het maatschappelijk middenveld, omdat de overheid daar steeds verder terugtreedt. ‘Maar ondernemers stellen zich afhoudend op uit angst voor regelgeving en lokale overheden zijn bang de regie te verliezen aan het bedrijfsleven.’

Maatschappelijk ondernemen is in. Oliegiganten ondersteunen pensions voor

zwerfjongeren, ict-bedrijven geven computerles in buurthuizen, uitgeverijen

bieden trainingen voor ex-gedetineerde jongeren. ‘Het thema maatschappelijk

ondernemen is allang weg van de borreltafel. Het ligt op de directietafel,’ zei

VNO/NCW-voorzitter Jacques. Schraven onlangs op een door het CDA georganiseerde

conferentie over dit onderwerp. Hij reageerde daarmee op de kritiek dat

Nederlandse ondernemers voornamelijk lijken te praten over maatschappelijk

verantwoord ondernemen, maar in de praktijk nog weinig doen.

Het thema staat ook hoog op de politieke agenda. Vorig jaar gaf het

kabinet opdracht aan de Sociaal Economische Raad (SER) om na te gaan welke

rollen de overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties kunnen

en moeten spelen om in effectieve samenwerking voor maatschappelijke doeleinden

te realiseren. De SER kwam in december met het advies ‘De Winst van Waarden’.

Daarin werd gesteld dat de overheid niet met wet- en regelgeving moet komen om

bedrijven tot maatschappelijke initiatieven te dwingen. Volgens de raad moeten

bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid behouden op dit gebied.

Contraproductief

Begin april dit jaar besloot het kabinet het SER-advies te volgen en

geen dwingende regels op de leggen om maatschappelijk verantwoord ondernemen te

stimuleren. Naar aanleiding van dat advies stelde SER-voorzitter Herman Wijffels

al dat ‘maatschappelijke acceptatie en een goede reputatie voor veel

ondernemingen belangrijke continuïteitsvoorwaarden zijn geworden. Een goede

reputatie heeft marktwaarde voor een bedrijf. Ondernemingen die zich weinig

gelegen laten liggen aan hun reputatie, zich opportunistisch opstellen en weinig

investeren in de kwaliteit van producten en productieprocessen, dreigen hun

maatschappelijke acceptatie te verliezen. Maatschappelijke oriëntatie en

economisch belang komen hier samen.’ Hij noemde pogingen om deze

verantwoordelijkheid van bedrijven door extra regelgeving af te dwingen dan ook

contraproductief.

‘Wanneer de overheid maatschappelijke activiteiten door het bedrijfsleven

verplicht stelt, wordt het al gauw een nieuwe vorm van belasting,’ beaamt Erik

Braun, die onlangs samen met Alexander Otgaar het onderzoeksrapport ‘Stad en

Onderneming. Maatschappelijk verantwoord ondernemen in Europese en Amerikaanse

steden’ publiceerde. ‘Een verplichting zal hen niet stimuleren meer op dit vlak

te doen. Dan is de betrokkenheid afgekocht. Een reden voor bedrijven om zich met

de problemen in de samenleving bezig te houden is het voorkomen van regelgeving

op dit gebied. Door het wettelijk vast te leggen, dood je de

initiatieven.’

Hoezeer de discussie over maatschappelijk ondernemen ook is losgebrand,

volgens Braun en Otgaar staat het fenomeen nog in de kinderschoenen. Bedrijven

realiseren zich nog te weinig dat ze met maatschappelijke initiatieven hun

levensvatbaarheid op de lange termijn veilig stellen, en stadsbesturen hebben

nauwelijks een visie op wat ze eigenlijk van het bedrijfsleven kunnen

verwachten.

Braun: ‘De oude tegenstellingen spelen nog een te grote rol. De overheid en

de marktsector spreken elkaars taal niet. Het bedrijfsleven zou zich uitsluitend

richten op het maken van winst en de overheid moet een brede weging voor de

samenleving maken. Dat deze twee doelstellingen heel goed in elkaars verlengde

kunnen liggen, wordt te weinig onderkend. Winst maken wordt gezien als het

tegenovergestelde van het maatschappelijk belang. Dat is ook de reden waarom

minister Van Boxtel er onvoldoende in slaagt om in het kader van het

grotestedenbeleid het kapitaal dat de overheid daar in steekt te verdubbelen met

geld van bedrijven.’

Investeringsklimaat

Voorbeelden van bedrijven die maatschappelijke activiteiten ondernemen

zijn er legio. Voorlopers op dit gebied zijn onder meer Shell, de Rabobank en

Ahold. Zo steunt Shell samen met Unilever en de Rabobank het steunfonds

Allochtone Startende Ondernemers Nederland (Stason) en biedt ze financiële

ondersteuning aan projecten als een Rotterdamse pension dat zwerfjongeren

opvangt en begeleidt bij het opbouwen van een nieuw leven.

Daarnaast is het bedrijf onder meer actief bij het zogenaamde City Team

project. Jongeren verrichten in multiculturele teams fulltime en betaald werk

voor hun stad. Het doel is om de leefbaarheid en het onderling multicultureel

bewustzijn te vergroten. De City Teams worden ook ondersteund door bedrijven als

Unilever, ABN AMRO, Nationale Nederlanden, de Rabobank en International Müller.

Zij bieden stages en trainingen aan de jongeren.

Weinig mensen zullen weten dat een project als Glen Mills, een school

speciaal voor jongeren die zich in bendes schuldig hebben gemaakt aan crimineel

gedrag, ondersteund wordt door Sijthof Pers, Arbeidsvoorziening Haaglanden,

Koninklijke Horeca Nederland, McDonalds en Vedior Personeelsdiensten. Deze

bedrijven bieden de afzwaaiers van de Glen Mills-school stage-, opleidings- en

werkmogelijkheden. Een voorbeeld van publiek-private samenwerking is het op

initiatief van Ahold opgerichte Platform Stedelijke Vernieuwing, waarin ook de

vereniging van woningcorporaties Aedes, de winkelketen Blokker, de

vastgoedontwikkelingsmaatschappijen Bouwfonds en Vesteda, McDonalds en WoonZorg

Nederland participeren. Het platform stelt zich tot doel de leefbaarheid en het

werkgelegenheidsklimaat in wijken te verbeteren, en daarmee ook het

investeringsklimaat.

Ad hoc

Veel van de maatschappelijke activiteiten van ondernemingen gebeuren

nog ad hoc, vinden de onderzoekers. Braun: ‘Bedrijven willen ermee aan hun imago

werken. Maar de initiatieven liggen vaak niet in het verlengde van de

bedrijfsstrategie. Imago is een belangrijke overweging om te participeren in

maatschappelijke activiteiten, maar het is niet de enige reden. Een bedrijf

heeft groot belang bij een goed functionerende omgeving. Deelname aan sociale

projecten dient ertoe dat contacten tussen bedrijven en gemeentebesturen worden

warm gehouden. Ook kunnen stadsbesturen en ondernemingen kennis uitwisselen over

het reilen en zeilen van bepaalde wijken. In Amerikaanse steden zie je vaak dat

bedrijven en stadsbesturen in samenwerking met welzijnsorganisaties bepaalde

achterstandswijken gaan aanpakken. Zo wordt het investeringsklimaat in die wijk

verbeterd. Dat is in het belang is van het bedrijfsleven en de stad lost sociale

problemen op.’

Volgens onderzoeker Otgaar is het voor topmanagers in bedrijven ook van

groot belang dat ze een bredere visie op de samenleving hebben. ‘Dat helpt ze

ontwikkelingen in te schatten. Shell had dat aspect verwaarloosd bij de Brent

Spar-affaire, en daar hebben ze veel leergeld voor betaald. Manager kunnen zich

tegenwoordig niet meer beperken tot kennis van interne bedrijfsprocessen. Ze

doen ook vaardigheden op bij maatschappelijke projecten die ze in hun dagelijks

werk nodig hebben.

In München bestaat bijvoorbeeld het project Switch, een innovatief

leerprogramma voor managers uit het bedrijfsleven dat inspeelt op de steeds

hoger wordende eisen aan de sociale vaardigheden van managers. Medewerkers van

commerciële ondernemingen krijgen de mogelijkheid een aantal maanden in een

sociale instelling te werken. Daar vereist duidelijk andere competenties. Je

kunt je voorstellen dat een manager die bijvoorbeeld in een instelling voor

verstandelijk gehandicapten gaat werken enerzijds zijn organisatorische ervaring

kan aanwenden ten bate van de instelling. Aan de andere kant leert hij hoe je

mensen op een andere manier kunt stimuleren dan alleen maar met het salaris en

bonussen. Of managers die bij projecten voor langdurig werklozen worden ingezet,

kunnen heel wat opsteken over het stimuleren van mensen die zelf niet geneigd

zijn verantwoordelijkheid te nemen.’

Koudwatervrees

Vooralsnog vinden de onderzoekers dat zowel het bedrijfsleven als de

overheden zich te terughoudend opstellen bij het aangaan van relaties, terwijl

beiden daarvan kunnen profiteren. Otgaar: ‘Ze zijn beiden bang. De overheid

vreest dat het bedrijfsleven taken voor haar rekening gaat nemen die ze niet kan

controleren. Daarmee wordt de continuïteit in tijden van recessie niet

gegarandeerd. Daarnaast hebben stadsbestuurders koudwatervrees. Ze zijn bang de

regie over maatschappelijke processen aan het bedrijfsleven kwijt te raken.

Tegelijkertijd durft het bedrijfsleven een publiek-private samenwerking niet aan

uit angst teruggefloten te worden of aan regelgeving gebonden te worden. Voor

het bedrijfsleven is het laveren. Het doet altijd te weinig voor de samenleving

of ze mengt zich in aangelegenheden waar ze niets mee te maken heeft, zo lijkt

het. Je ziet ook vaak dat steden een laag ambitieniveau voor stedelijke

ontwikkeling koppelen aan een laag budget. Dat is tenminste in balans. Maar

stadsbesturen met een hoog ambitieniveau hebben daar extra financiering bij

nodig. Laat de overheid eerst eens formuleren wat ze van het bedrijfsleven wil

in plaats van in eerste instantie te gaan denken hoe de invloed van

maatschappelijke activiteiten van ondernemingen beperkt moet worden. En laat het

bedrijfsleven kijken welke initiatieven zij kan oppakken waar ze zelf ook iets

aan heeft. Als beide partijen ervan profiteren, is dat op den duur de beste

garantie voor continuïteit.’/Eric de Kluis

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.