Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Wooncomplex voor gehandicapten Het Dorp in de problemen: De teloorgang van een vooruitstrevend woonconcept

'Het Dorp is volstrekt achterhaald. Eigenlijk is het belachelijk dat zulke grote instellingen nog nodig zijn,' stelt sectormanager Henny Blanke. De Arnhemse instelling, die 320 bewoners op haar terrein met negen straten heeft, is het Walhalla voorbij. Nieuwbouwflats, bedoeld voor met name niet-gehandicapten, deden onlangs al veel stof opwaaien. Op termijn zullen er nog zo’n 90 ‘gewone’ woningen op het terrein komen, om 'de samenleving naar Het Dorp te halen'. Niet iedereen vindt dat de juiste oplossing. 'Kleine woonvormen hebben de toekomst.'

In 1962 trokken de Nederlandse burgers massaal de

portemonnee zodat de bouw van Het Dorp, het grote wooncomplex voor lichamelijk

en meervoudig gehandicapten in Arnhem, mogelijk werd. Lange tijd was het op zijn

gebied een van de meest vooruitstrevende initiatieven. Maar bijna veertig jaar

na de oprichting kampt Het Dorp met steeds meer problemen. De oorzaak daarvan

ligt onder meer in de grootte. Ooit was het dát wat Het Dorp bijzonder maakte.

Tegenwoordig dreigt de woonvorm juist aan zijn eigen grootschaligheid ten onder

te gaan. Bewoner Tom Bentvelzen: ‘Hier wonen 320 mensen met handicaps in alle

soorten en maten. Het Dorp heeft zelf voor die formule gekozen. Daarmee hebben

ze het zichzelf echter behoorlijk moeilijk gemaakt. Ze zouden iedereen zoveel

mogelijk als individu moeten benaderen. Maar ze maken er in bepaalde opzichten

steeds meer een eenheidsworst van; stellen voor iedereen dezelfde regels.

Terwijl ik een goede Hollandse mond heb en prima kan aangeven wat ik wel of niet

wil. Ook al ben ik afhankelijk voor mijn verzorging, ik hou graag mijn

zelfstandigheid.’

Noodplanning

Door het karakter van Het Dorp – grootschalig en divers – manifesteren een

schrijnend personeelstekort en een veranderde doelgroep zich op een specifieke

manier. Openstaande vacatures en een vrij hoog verzuim leiden ertoe dat bij het

verzorgend personeel een op de zes krachten ontbreekt. ‘Afgelopen zomer moesten

we een noodplanning draaien: onze teams – van vijf en vier mensen – misten

beiden een kracht,’ vertelt verzorger Marijke Letzer. ‘Het zou tijdelijk zijn,

maar de noodplanning is nooit meer weggegaan. Laatst waren we even met een man

meer. Dat voelde gewoon als luxe.’ Wat houdt de noodplanning voor de bewoners

in? ‘De noodplanning komt op onze straat de laatste jaren vaak voor,’ zegt

bewoonster Marieka Harskamp. ‘Normaal zijn er zeven krachten voor 21 bewoners,

maar in de praktijk zijn dat er vaak drie. Tijdens de noodplanning kun je in

principe niet douchen. Bellen er ’s ochtends om zeven uur tien bewoners, dan

wordt eerst degene geholpen die het eerste belt. Heb je belangrijke afspraken of

school? Pech gehad: ze proberen er rekening mee te houden maar kunnen niks

garanderen. Als je naar de wc moet, kun je op een aparte bel drukken. Normaal

hoef je dan nooit langer dan een kwartier te wachten. Tijdens noodplanning kan

de wachttijd echter oplopen tot een uur.’ Ook Tom Bentvelzen benoemt het

personeelsgebrek. ‘Heel precies kan ik het niet zeggen, maar ik denk dat de

noodplanning op onze straat bij een kwart tot eenderde van de dagen voorkomt; en

dan maak ik een voorzichtige schatting.’

Sectormanager Henny Blanke erkent de moeilijkheden, maar plaatst daarbij

meteen een kanttekening: ‘Zeker, er zijn problemen. Ik wil echter niet zo’n

negatief stigma op héél Het Dorp. Daar doe je bewoners en medewerkers mee

tekort. Het kan zijn dat in sommige straten de omstandigheden wat de

personeelsbezetting betreft heel slecht zijn, maar dat wil niet zeggen dat dat

in andere straten ook het geval is. Over het algemeen is onze basiszorg van

goede kwaliteit. Je kunt hier als bewoner in grote mate zelf bepalen hoe je je

dag of week wilt inrichten.’ Blanke meldt dat Het Dorp de vacatures maar niet

gevuld krijgt. ‘We hebben het beschikbare geld om personeel aan te trekken de

laatste tijd niet eens kunnen ópmaken. We besteden echt tonnen per jaar aan

werving. We mikken op schoolverlaters en herintredende vrouwen. Naast

gediplomeerd personeel vragen we tegenwoordig mensen zonder relevante opleiding.

We willen ongediplomeerd personeel intern opleiden.

‘Toen ik vijf jaar geleden hier begon,’ zo blikt verzorger Marijke

Letzer terug, ‘was het nog te doen, maar de werkdruk wordt alleen maar hoger.

Doordat collega’s ziek zijn en door de verschuiving van de zorgvraag moet je

steeds meer doen in minder tijd. De mensen hebben steeds meer zorg nodig omdat

de beteren – tussen aanhalingstekens – vertrekken naar andere woonvormen. Het

ziektebeeld van de bewoners wordt complexer. Steeds meer bewoners hebben een

hersenbeschadiging, waardoor je niet alleen met lichamelijke, maar ook met

psychische problematiek hebt te maken. Eigenlijk zijn we als ziekenverzorgers

daarvoor niet opgeleid. Al krijgen alle medewerkers nu wel een training, waarin

we ingaan op begeleidingsvraagstukken en leren hoe je moet omgaan met mensen met

een hersenbeschadiging.’

Bevoogding

Heel geleidelijk is de doelgroep van Het Dorp veranderd. Aanvankelijk

mocht iedere lichamelijk gehandicapte er wonen, ook al had iemand amper hulp

nodig. Tegenwoordig is de zorg- en dienstverlening vooral gericht op mensen met

een ernstige lichamelijke of meervoudige handicap. Eén van de redenen is dat er

voor lichtgehandicapten inmiddels veel alternatieven zijn. Bewoner Tom

Bentvelzen schetst de situatie van een organisatie ‘die zich steeds meer aanpast

aan de mensen die wat minder zelf kunnen beslissen’. Volgens hem treedt het

personeel meer bevoogdend op dan vroeger. ‘Toen ik zeven jaar geleden uit huis

ging, had ik de keuze tussen een kleinere woonvorm en Het Dorp. Ik koos bewust

voor dat laatste gekozen, juist omdat het zo groot was. Ik verwachtte zo aan te

veel bemoeienis te ontkomen. Het leek me lekker anoniem, waar tenminste niet te

veel over je schouder wordt meegekeken. In die kleine woonvorm was de sociale

controle juist heel groot. Van sommigen werd zelfs het geldbeheer

gecontroleerd.’

Ook Marieka Harskamp komt met voorbeelden over bevoogdend beleid: ‘We

hebben hier voor Het Dorp een eigen huisarts, officieel een verpleeghuisarts.

Een vriendin van mij kon niet zo goed met de huisarts overweg en wilde een

ander. Dat mocht niet. En zelf wilde ik graag een verletknop op mijn deur, zodat

niet iedereen ongevraagd mijn kamer zou binnenstormen. Daar heb ik bijna een

jaar om moeten zeuren. Inmiddels zit zo’n knop op alle woningen. Een ander

voorbeeld is de aanvraag van hulpmaterialen, zoals beugels voor in de douche,

antisliptegels en rolstoelonderdelen. Vroeger konden we die zelf rechtstreeks

aanvragen bij de technische dienst. Nu moeten we een aanvraag inleveren bij een

loket, waar het verzoek wordt doorgestuurd naar de wijkverpleegkundige. Die moet

haar advies geven en stuurt de aanvraag weer terug naar het loket. Uiteindelijk

komt de aanvraag dan bij de technische dienst terecht. Daar gaan dus weken

overheen.’

Henny Blanke legt uit dat hij soms gewoon niet anders kan: ‘Het Dorp is

volgens de wet officieel een AWBZ-instelling. Vanuit die regelgeving is het

onmogelijk dat bewoners gebruikmaken van eerstelijns voorzieningen -zoals een

huisarts- van buitenaf. En wat de aanvraag hulpmaterialen betreft, er werden te

veel onnodige aanvragen gedaan. De kosten liepen te hoog op en daarom hebben we

maatregelen getroffen.’

Tom Bentvelzen meent dat Het Dorp verkeerde keuzes maakt. ‘Ze zouden

iedereen die dat wil gewoon de kans moeten geven om zelf hulpmaterialen te

bestellen. Blijken de aanvragen overbodig, dan zeg ik: oké, grijp maar in. Maar

als hier tweehonderd mensen het niet kunnen, dan wordt het alle ruim driehonderd

bewoners uit handen genomen. Zo is het beleid.’ Op de kritiek dat ook het

personeel bevoogdend is – ‘door de grootschaligheid verliest het personeel

overzicht, ze overziet niet meer welke zorg je als bewoner nodig hebt, wat je

zelf kunt en wat niet’ – reageert Blanke dat sommige medewerkers inderdaad de

neiging hebben om te veel van een bewoner over te nemen. ‘Dat is een onjuiste

beroepshouding: je mag de zorg overnemen, nooit de regie. We zijn volop bezig om

een zorgovereenkomst op te stellen, waarin precies komt te staan welke zorg

iemand nodig heeft. Maar op dit moment zijn daar nog geen duidelijke regels

voor.’

Kleinschalig

Het Dorp of een kleinschalig woonproject? Als Henny Blanke zelf zou

moeten kiezen, kiest hij zonder twijfel voor het laatste. ‘Want de droom van

volledige integratie met de samenleving is niet uitgekomen,’ stelt hij. ‘Daarom

halen we “de samenleving” naar ons terrein: in de twee pasgebouwde flats wonen

voornamelijk mensen zonder handicap. Daarnaast staan er nog zo’n negentig

‘gewone’ woningen gepland. Het Dorp is door zijn grootte volstrekt achterhaald.

Eigenlijk is het toch belachelijk dat er in deze tijd nog zulke grote

instellingen nodig zijn? We zouden een voorbeeld moeten nemen aan Scandinavië en

Nieuw-Zeeland. Daar zijn alle grote instellingen gesloten en vervangen door

kleine woonvormen. Ook wij zouden moeten inkrimpen tot maximaal tweehonderd

bewoners zodat hier alleen de mensen wonen die hele intensieve zorg nodig

hebben. Mensen die baat hebben bij de expertise die hier aanwezig is door onze

jarenlange ervaring. Over tien jaar moet het er hier heel anders uitzien. Waar

wij zelf kleinschalig kunnen, gaan we ook kleinschalig.’

‘De verkleining van Het Dorp is nog geen officieel beleid, maar ik kan

me er wel helemaal in vinden,’ zegt Paul van Velp. Als facilitair manager van de

instelling is hij tal van kleinschalige woonprojecten aan het voorbereiden. ‘Die

projecten zijn met name bedoeld om de wachtlijstproblematiek aan te pakken en

zijn dus niet specifiek voor Dorpbewoners. Maar iedereen kan zich voor een

project aanmelden.’ Een onafhankelijke commissie bepaalt vervolgens wie er voor

een project in aanmerking komt. Uitgangspunt daarbij zijn de wensen en de

hulpvraag van iemand. Van Velp hoopt dat begin juli het eerste nieuwe project

wordt opgeleverd: 29 aangepaste woningen plus een activiteitencentrum, in

Bennekom. De bewoners komen overal vandaan: ze wonen nu zelfstandig met behulp

van thuiszorg, komen uit de psychiatrie of een kleine woonvorm. Ook verhuizen

waarschijnlijk circa acht Dorpbewoners naar Bennekom. Verder start aan het eind

van dit jaar de bouw van ’een fiks aantal aangepaste woningen’ in Apeldoorn. En

in Rheden is onlangs een voormalig dienstencentrum opgekocht, waar mensen met

een lichamelijke handicap in de toekomst terechtkunnen voor dagbesteding. Want:

‘Niet alleen voor geschikte woningen, ook voor de activiteitencentra is er een

enorme wachtlijst.’

Achterhaald

Voor de aanpak van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, stelde het

ministerie van VWS dit jaar 310 miljoen gulden extra beschikbaar. De

kleinschalige woonprojecten worden hoofdzakelijk gefinancierd door dit geld.

Daarnaast komt ook veel geld binnen via het persoonsgebonden budget, waarmee een

gehandicapte zelf zorg of voorzieningen kan aankopen. Maar volgens Van Velp

wordt de schaduwzijde van dit ‘veelbelovende initiatief’ steeds duidelijker: ‘Er

zijn steeds meer gevallen waarbij iemand na de zorgaankoop en woonlastenaftrek

nog maar zo’n tweehonderd gulden per maand overhoudt. Dan kom je dus uit onder

de armoedegrens. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling.’Het wachtlijstgeld

lijkt daarentegen wel voldoende. Maar helaas biedt dat geen garantie voor

succes: ‘We zoeken actief naar geschikte locaties: we benaderen makelaars,

leggen contact met corporaties. Maar er zijn nu eenmaal niet zo veel geschikte

gebouwen. Het meest geschikt zijn nieuwbouwprojecten: de woningen zijn groot en

kunnen tijdens de bouw al worden aangepast.’

‘Kleine projecten midden in woonwijken hebben de toekomst,’ aldus

bewoner Tom Bentvelzen. ‘Het is niet meer van deze tijd om honderden

gehandicapten bij elkaar te stoppen. Het is niet zo dat het hier verschrikkelijk

is. Ik heb hier heel lang zelfstandig en prettig kunnen wonen en er zijn nog

steeds momenten dat ik het hier naar mijn zin heb. Maar als de mogelijkheid zich

voor mij zou voordoen, wil ik hier weg. Het Dorp en ik groeien uit

elkaar.’Ook Marijke Letzer voelde zich er niet meer zo prettig en ze maakte

de overstap naar een kleine woonvorm binnen Siza Dorp Groep, de zorgketen

waarvan Het Dorp sinds drie jaar deel uitmaakt. ‘Waarom? Omdat ik moe was van de

noodplanningen; het voortdurend invallen en bijspringen, omdat dan die weer ziek

was en dan die. Niet vanwege de collega’s of de bewoners, want het vak van

ziekenverzorger vind ik na 23 jaar nog altijd hartstikke leuk. Daarom val ik op

Het Dorp nog wel regelmatig in, maar alleen voor de ochtenden: om twaalf uur

trek ik dan de deur achter me dicht. Ik was toe aan een stukje rust. Die heb ik

nu gevonden.’

Henny Blanke: ‘Ooit was dit een van de meest vooruitstrevende

initiatieven. Maar inmiddels zijn we weer zo veel verder en moet je concluderen:

het Dorpconcept is door de tijd ingehaald. Natuurlijk doen we er alles aan om

goede zorg te leveren. Ik denk dat de beschikbare middelen hier optimaal worden

benut. Maar of daarmee de kwaliteit van leven hier voldoende is, weet ik niet.

Daar zijn geen vastgelegde normen voor. Ik leg die vraag liever terug: welke

kwaliteit van leven willen we als maatschappij aanbieden aan onze

medeburgers?’/Freya Gerritsen

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.