Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Amsterdamse jeugdprojecten leveren weinig resultaten op – ‘Veelplegers krijg je niet zo snel op het rechte pad’

Jongerentrajecten kunnen recidive niet voorkomen. Van de helft van de jeugdige deelnemers aan Amsterdamse interventietrajecten staat na uitstroom een strafbaar geregistreerd in Compas, het geautomatiseerde administratiesysteem van de arrondissementsparketten. Driekwart van hen heeft al snel weer ‘politiecontacten’.

Door Patrick Pouw – Dat zijn de belangrijkste conclusies uit Recidivemeting trajecten aanpak en preventie jeugdcriminaliteit, een recent verschenen onderzoek dat in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam werd uitgevoerd. In het onderzoek werden zes trajecten onder de loep genomen: Nieuwe Perspectieven, Nieuwe Perspectieven Preventief, En nu iets Positiefs, Resocialisatie en Begeleiding, Nazorg Harde Kernjeugd en Jeugdreclassering en De Uitdaging. Ja, ze hebben wat bijgeleerd in al die voor hen bedachte projecten, zegt de doelgroep zelf als je ze op straat ernaar vraagt. In negatieve zin. Ze weten nu nóg beter hoe ze uit handen van de politie kunnen blijven, of hoe ze makkelijker op illegale wijze aan geld kunnen komen. Geleerd op kosten van de overheid, in een traject dat hen juist op het rechte pad zou moeten helpen.

Opschepperij wellicht, beaamt criminoloog Jan Dirk de Jong, die als onderzoeker jarenlang rondhing met Marokkaanse randgroepjongeren in Amsterdam-West. ‘Maar áls ze er al iets over zeggen op straat, is het wel op die toon. Ik ben in al die jaren niemand tegengekomen die positief sprak over al die trajecten waarin ze gestopt worden.’ De Jong is dan ook niet verbaasd over de uitkomsten van het onderzoek naar recidive van criminele Amsterdamse jongeren. ‘Als je heel somber wilt zijn, dan kun je zelfs stellen dat de 25 procent die nu na afloop van een traject niet in aanraking met de politie komt, simpelweg niet gepakt is. Gedurende het traject hebben ze het hartstikke fijn. Misschien leren ze wel hoe ze een sollicitatiebrief moeten schrijven. Maar dat ze in zo’n traject wat bijleren, betekent niet dat ze ook wat afgeleerd hebben. Terug in de wijk overschaduwen ‘de straat’ en de vriendjes alles wat ze bijgeleerd hebben in een project. Ze moeten dan gewoon weer zelf hun hoofd boven water houden. En dat zijn ze gewend op een bepaalde manier te doen.’

Alternatief
Alleen als er een écht alternatief is voor ‘de straat’ kunnen jeugdtrajecten succesvol zijn, stelt De Jong. ‘Strakke begeleiding ná zo’n project zou weerstand kunnen bieden aan de duw- en trekkrachten van de straat. Maar ook dan ben ik voorzichtig. Als we middenklasse-gedrag verwachten van dit soort jongeren, dan moeten ze ook kunnen opgroeien in een middenklasse-omgeving.’

Erik Jan de Wilde van het Nederland Jeugdinstituut zegt ‘ook zijn zegeningen te tellen’ met de uitkomsten van het rapport. ‘De resultaten zijn natuurlijk niet bemoedigend. Maar stél dat 20 van de 200 jongeren geholpen worden. Dan heb je misschien helemaal geen gekke investering gedaan. Voor sommige jongeren is het slagen van zo’n project helemaal niet belangrijk. Ze willen vooral een bepaalde leefstijl volhouden. Ik vergelijk het wel eens met jongere rokers: die zijn ook niet bezig met hun gezondheid. En zo zijn dit soort jongeren vaak niet bezig met níet in aanraking komen met politie.’

Controlegroep
Bovendien, zegt De Wilde, biedt het onderzoek weinig vergelijkingsmateriaal door het ontbreken van een controlegroep. ‘We weten niet wat er met deze jongeren zou zijn gebeurd als ze níet aan zo’n traject hadden meegedaan. Daardoor is het moeilijk echt wat te zeggen over de effectiviteit. Met een groot, overkoepelend onderzoek mét een controlegroep kun je pas echt uitzoeken of al deze projecten de moeite waard zijn.’
Ook De Wilde pleit voor echte alternatieven voor jongeren na beëindiging van een traject. ‘Het zicht op straffen is veel te beperkt. Als psycholoog zeg ik: richt ook je aandacht op beloning. Het is voor veel jongeren nu onduidelijk of het lonend is aan zo’n project mee te doen. Jongeren zijn heel calculerend. Ze maken een winst-verliesrekening en kijken echt wat het ze oplevert als ze niet meer de fout ingaan. Hoop kweken is heel belangrijk. Als die er niet is, dan kun je ook niet veel verwachten. Ik sprak pas, op een congres, iemand die al heel lang rondliep in de Amerikaanse zorg. Hij vertelde over het enige echt succesvolle voorbeeld uit zijn praktijk: een project waarbij jongeren muziek konden maken, en zo zelf hun leven vorm konden geven. Hij was er zelf nooit opgekomen.’

U kunt het hele artikel lezen in Zorg + Welzijn Magazine nummer 4, april 2008

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.