Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Promovenda Marieke Zwaanswijk noemt huisarts als belangrijk obstakel: ‘Alleen kinderen met de ernstigste problemen komen bij de ggz’

Slechts zestien procent van kinderen en jongeren met psychische problemen komt terecht bij de geestelijke gezondheidszorg. Een van de belangrijkste obstakels vormt de huisarts, die de problemen te weinig herkent. Dat concludeert pedagoge Marieke Zwaanswijk in haar onderzoek ‘Pathways to care’, waarop ze onlangs aan de Universiteit Utrecht promoveerde.

Marieke Zwaanswijk, onderzoeker bij het Nivel, ging na welke kinderen wel en niet bij de ggz terechtkomen en welke factoren daarop van invloed zijn. Twintig procent van de Nederlandse kinderen heeft emotionele of gedragsproblemen, waarvan zeven procent ernstig. Slechts drie procent komt daarmee bij de Riagg of de kinder- en jeugdpsychiatrie. Dit percentage komt ongeveer overeen met het onderzoek dat Zwaanswijk, samen met de Erasmus Universiteit, verrichtte onder 2400 kinderen tussen de 4 en 18 jaar. Van hen vertoonden 360 emotionele en gedragsproblemen. Zestien procent kreeg daarvoor psychiatrische hulp.

Welke kinderen komen wel bij de ggz?

‘De kinderen met de ernstigste problemen. Dat is op zich hoopgevend. Dit zijn voornamelijk kinderen uit gezinnen waarin veel problemen tegelijk spelen. Ouders hebben dan al zoveel aan hun hoofd, dat ze met hun problematische kind geen raad meer weten en daarvoor hulp zoeken. Ongeveer de helft van de onderzochte gezinnen komt met hun problematische kind niet bij de ggz terecht.’

Waarom niet?

‘Dat ligt deels aan de cliënten zelf. Ouders van de basisschoolkinderen die psychische problemen hebben, zien wel dat hun kind problematisch is, maar vinden dat geen reden om psychiatrische hulp te zoeken. Ze denken bijvoorbeeld dat ze die problemen zelf kunnen oplossen. Velen zijn daartoe ook in staat, maar niet allemaal. Dan bestaat het gevaar dat de problemen groter worden. Adolescenten zelf trekken ook niet snel aan de bel. Vooral niet meisjes met internaliserende problemen zoals angst, depressie en teruggetrokkenheid. Zij willen wel hulp, maar vinden het moeilijk om over hun problemen te praten.

‘De huisarts vormt het tweede obstakel. Maar 41 procent van de basisschoolkinderen die ggz-hulp krijgen, is verwezen door de huisarts. De rest komt op eigen initiatief bij de ggz of via school. Voor jongeren speelt de school een geringere rol, die komen iets vaker – in 61 procent van de gevallen – via de huisarts in de ggz. Veel middelbare scholen hebben zorgteams, maar kennelijk sporen zij niet alle probleemkinderen op. Bij basisschoolkinderen speelt de school wel een grote rol. Vaak signaleert de leerkracht problemen. Via de schoolarts of de schoolbegeleidingsdienst komen probleemkinderen bij de ggz. Vreemd, want ten tijde van mijn onderzoek mocht alleen de huisarts cliënten verwijzen. Bureaus Jeugdzorg hebben die poortwachterfunctie overgenomen.’

Waarom verwijst de huisarts weinig naar de ggz?

‘Ouders zijn niet geneigd psychische problemen van hun kind bij de huisarts op tafel te leggen. Ze komen meestal alleen voor lichamelijke klachten. Dat maakt het voor de huisarts lastig om psychische problemen te herkennen. Slechts een op de zeven kinderen en een op de acht adolescenten die volgens hun ouders of leerkrachten emotionele problemen of gedragsproblemen hadden, kregen een psychologische diagnose van de huisarts.’

Hoe kan het beter?

‘Door ouders beter voor te lichten over de psychische problemen die kinderen kunnen hebben, en waar hulp te krijgen is. Voor adolescenten kan de huisarts een belangrijkere rol spelen. Direct contact met ggz-hulpverleners helpt huisartsen bij het herkennen en verwijzen van deze jongeren. Bij basisschoolkinderen moet de rol van scholen sterker. Die kunnen met externe professionele ondersteuning sneller probleemkinderen opsporen en laagdrempelige vormen van hulp aanbieden. Direct contact tussen scholen en professionals maakt verwijzing naar intensievere hulp makkelijker als lichte hulp onvoldoende is. Met routinematige screening kunnen schoolartsen probleemkinderen sneller opsporen.’

Na een jaar bleken de problemen van de meeste kinderen verminderd. Dachten ouders dus terecht: het gaat vanzelf weer over, we hoeven niet naar de Riagg?

‘Dat zou kunnen. Maar de problemen waren er nog wel, alleen in mindere mate. Bovendien is onbekend hoe die problemen zich later ontwikkelen.’

Hoe moeten de kinderen die volgens u ggz-hulp nodig hebben geholpen worden met almaar groeiende wachtlijsten voor de ggz?

‘Dat is inderdaad een groot probleem. Je kunt meer preventief werken. Als ouders meerdere problemen hebben, bijvoorbeeld ook op financieel gebied, kun je eerst die oplossen. Als de ouders uit de financiële zorgen zijn, hebben ze meer ruimte om beter met hun problematische kind om te gaan.’

Volgens VWS bestempelen huisartsen jongeren met psychische problemen juist te gemakkelijk als probleemgeval en sturen ze ze juist te vaak en onnodig naar de ggz.

‘Dat verbaast me. Ik ben benieuwd waar VWS deze gegevens op stoelt. Met de nieuwe Wet op de Jeugdzorg moeten Bureaus Jeugdzorg kinderen naar de ggz verwijzen. Als het ministerie zegt dat nu nog driekwart van de verwijzingen via de huisarts loopt vind ik dat vreemd. Ik kom op een lager aantal uit, terwijl de verwijzingen in de onderzoeksperiode nog alleen via de huisarts mochten lopen.’

Komen er straks meer kinderen bij de ggz nu de Bureaus Jeugdzorg hen moeten verwijzen?

‘Dat weet ik niet. Maar het blijft belangrijk dat huisartsen psychische problemen goed herkennen, want zij behoren te weten wanneer ze kinderen naar het bureau jeugdzorg moeten verwijzen.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.