Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Discriminatie in zorg verstoort relatie tussen cliënt en hulpverlener’

Een cliënt binnen de ggz weigert geholpen te worden door een hulpverlener met een hoofddoek. Het is een van de casusbeschrijvingen in het onderzoek van Art. 1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie. De vereniging onderzoekt hoe het is gesteld met discriminatie-ervaringen van hulpverleners en cliënten in de zorg.
'Discriminatie in zorg verstoort relatie tussen cliënt en hulpverlener'

Door Esther van Andel – Het is voor het eerst dat er onderzoek wordt gedaan naar discriminatie in de zorgsector. ‘Op andere terreinen, zoals de situatie op de arbeidsmarkt, is dit al vaker onderzocht. De zorg is een nieuw onderzoeksterrein’, zegt onderzoeker Wies Dinsbach van Art. 1

Discriminatie
‘Er zijn signalen uit het veld dat discriminatie voorkomt’, vertelt Dinsbach. ‘Sommige hulpverleners worden gediscrimineerd op grond van hun afkomst, seksuele geaardheid of sekse. Cliënten vragen bijvoorbeeld om religieuze overwegingen om een vrouwelijke zorgverlener, terwijl de dienstdoende hulpverlener een man is. Deze vorm van onderscheid op basis van sekse is niet verboden. Bovendien kent Nederland in beginsel een vrije keuze voor een zorgverlener. Dat biedt ruimte om rekening te houden met de intieme en kwetsbare situatie waarin patiënten terecht kunnen komen. De vraag die we daarbij kunnen stellen is of discriminatie-ervaringen een rol spelen, wat er precies gebeurt en hoe daarmee wordt omgegaan’, zegt Dinsbach.

Richtlijn
De landelijke richtlijn van de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) schrijft voor dat zorgverleners of instellingen in de zorg alleen aan het verzoek om een mannelijke of vrouwelijke zorgverlener hoeven te voldoen als de patiënt dit tijdig (bij het maken van een afspraak) aangeeft. Komt de patiënt pas tijdens het bezoek met een voorkeur, dan hoeft de zorgverlener daar geen gehoor aan te geven.

Dilemma’s
‘Vooral in spoedsituaties is dit soms lastig. De dienstdoende zorgverlener heeft een zorgplicht, maar realiseert zich in het geval van discriminatie dat de wensen van een patiënt of cliënt tot op een bepaalde hoogte toelaatbaar zijn. Ook discriminerende opmerkingen gericht tegen een hulpverlener kan het werk moeilijk maken. Dit zijn dilemma’s van professionals. Zij komen zo in een spagaat tussen hun zorgplicht en gevoelens’, legt Dinsbach uit.

Ongelijke behandeling
Discriminatie van cliënten kent ook veel verschillende uitingsvormen, zoals vijandige bejegening en waargenomen ongelijke behandeling. Zo komt het voor dat allochtonen het gevoel hebben langer te moeten wahten dan autochtonen. Dinsbach: ‘Een voorbeeld van vijandige bejegening: een huisarts becommentarieert het leven van een cliënt met de opmerking: “U heeft wel heel vele kinderen. En Nederland is vol.” Ook zijn bepaalde (suggestieve) vragen die hulpverleners soms stellen niet altijd noodzakelijk en komen dan beledigend over. Je weet in de casusbeschrijving die de geïnterviewde geeft nooit zeker of het hier echt discriminatie is, maar je moet de discriminatie-ervaringen wel serieus nemen.’

Afhankelijkheid en vertrouwen
Dat maakt het onderzoek volgens Dinsbach iets ingewikkelder. ‘In de zorg is er sprake van een afhankelijkheidsrelatie tussen patiënt en hulpverlener. Het bemoeilijken van de toegang tot goede zorg kan verrregaande consequenties hebben. Vertrouwen speelt ook een grote rol in de patiënt-hulpverlener relatie. Wanneer de zorgverlener een discriminerende uitspraak doet, komt dat vaak harder aan dan wanneer dat uit de mond van iemand anders komt.’

Doel
Doelstelling van het onderzoek is tweeledig: enerzijds is bewustwording van de aard van discriminatie het doel, anderzijds het bevorderen van manieren om effectief met discriminatie en dilemma’s in de zorg om te gaan. Van ggz tot jeugdzorg, van ziekenhuizen tot verpleeghuizen, alle terreinen van de zorg worden onderworpen aan het discriminatie-onderzoek. Er wordt in het bijzonder ingegaan op de relatie tussen patiënt en hulpverlener.

Handelingsperspectieven
Indien de cases aanleiding geven tot het bevorderen van manieren om effectief met discriminatie om te gaan, kunnen er handelingsperspectieven opgesteld worden voor nieuw beleid. Het onderzoek, in de vorm van dertig interviews met hulpverleners en cliënten, loopt van maart tot en met juni. De resultaten worden na de zomer bekend gemaakt.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.